VIII 13 en 14.
255 Bijdragen van gemeenten en anderen in de kosten van gemeentelijke hogere burgerscholen
Begroting Rekening
1947 3.000,— 1947 6.125,22
1948 - 3.600,— 1948 -
1949 - 5.100,— 1949 -
1950 - 5.200,—
1951 - 6.000,—
Ingevolge de getroffen gemeenschappelijke regeling kunnen van andere gemeenten
en van particulieren bijdragen worden gevorderd voor het bezoeken van leerlingen uit
die gemeenten van de beide hoogste klassen der H.B.S.-A. Voor het bezoeken van de
andere inrichtingen van middelbaar onderwijs door leerlingen uit andere gemeenten
worden bijdragen krachtens de wet gevorderd, welke verantwoord worden onder volgno. 253.
Geraamd wordt, dat in 1951 zal worden ontvangen voor de beide hoogste klassen der
H.B.S.-A ƒ6.000,—
257 Ontvangsten in zake verkochte programma's van de gemeentelijke H.B.S. A. en de
middelbare school en H.B.S. voor meisjes Begroting Rekening
1947 100,— 1947 131,10
1948 - 100,— 1948 - 164,66
1949 - 125,— 1949 - 136,80
1950 - 125,—
1951 - 125,—
Gelet op de ontvangsten in de laatste jaren, wordt deze post geraamd op 125,
259 Bijdrage van het rijk, gemeenten en anderen in de kosten van de middelbare handelsavondschool
Begroting Rekening
1947 2.425,— 1947 1.880,82
1948 - 2.722,50 1948 - 2.020,08
1949 - 3.080,— 1949 - 3.340,—
1950 - 3.705,—
1951 - 13.960,—
Door het rijk wordt een bijdrage verleend ten bedrage van 50 der netto-kosten.
De netto-kosten worden geraamd op ƒ25.521,zodat over 1951 vermoedelijk aanspraak
kan worden gemaakt op 12.760,—. Ingevolge de getroffen gemeenschappelijke regeling
zal door andere gemeenten vermoedelijk ƒ1.100,worden bijgedragen. Door de Kamer
van Koophandel en Fabrieken wordt een subsidie verleend van 100,per jaar. In totaal
dus rond 13.960,
261 Bijdrage van hoofdstuk VIII 6 gewone dienst
Zie volgno. 386.
Begroting
1951 700,-
Rekening
1946
14. Hoger onderwijs.
265 Schoolgelden Begroting Rekening
1947 26.000,— 1947
1948 - 30.000,— 1948 - 28.006,-
1949 - 30.000,— 1949 - 30.000,-
1950 - 25.000,—
1951 - 30.000,—
De schoolgelden worden voor het schoolgeldjaar 1950/'51, zowel als voor 1951/'52,
geraamd op 30.000,
Zie volgno. 123.
34
267
Subsidie van het rijk in de kosten der gymnasia
Begroting
1947 12.049,—
1948 -
1949 -
1950 -
1951 -
12.375,—
12.150,—
12.150,—
9.781,—
VIII 14.
Rekening
1947 9.900,—
1948 - 11.250,—
1949 - 9.000,—
In art. 8 bis der hoger-onderwijswet is bepaald, dat het subsidie wordt vast
gesteld op een bedrag per klasse, bij algemene maatregel van bestuur te regelen.
Dit subsidie is bepaald op 1.125,per klasse. Uit dien hoofde wordt ge
rekend op een vast subsidie van 8 X ƒ1.125,9.000,
Bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 Februari 1934 (Staatsblad no. 47) is boven
dien bepaald, dat, indien het subsidie berekend wordt naar ƒ1.125,per klasse, en dit,
vermeerderd met het bedrag, dat ingevolge artikel 8puater, le lid, der hoger-onderwijswet
van andere gemeenten wordt ontvangen, blijft beneden 90 van het bedrag, dat aan
subsidie van het rijk ten behoeve van het gymnasium over 1921 is ontvangen, het rijks
subsidie zodanig wordt aangevuld, dat het totale bedrag van het subsidie gelijk wordt aan
90 van het rijkssubsidie over 1921, met dien verstande, dat het totale bedrag der sub-
sidiën evenredig wordt verminderd, indien de kosten van het gymnasium afnemen.
De kosten van het gymnasium bedroegen over 1921 46.519,78, terwijl over 1921
aan rijkssubsidie is genoten 23.259,89, waarvan 90% is 20.933,90.
In verband met het vorenstaande zal over 1950 eventueel aanspraak kunnen worden
gemaakt op een aanvullend subsidie, hetwelk in 1951 zal wTorden ontvangen.
De voor subsidie in aanmerking komende uitgaven van het gymnasium zullen over
1950 naar schatting 95.328,52 bedragen, zodat in totaal een bedrag van 20.933,90 aan
subsidie (rijkssubsidie vermeerderd met bijdragen buitengemeenten) kan worden genoten.
De bijdragen van buitengemeenten, vermeerderd met het rijkssubsidie, zullen over 1950
naar schatting 10.028,h 10.125,ƒ20.153,belopen, zodat over 1950 aanspraak
op een aanvullend rijkssubsidie kan worden gemaakt van ƒ20.933,90ƒ20.153,
ƒ780,90.
Deze post kan voor 1951 dus worden geraamd op ƒ9.000,h ƒ780,90 9.780,90
of rond ƒ9.781,
Ontvangst zoegens over een vorige dienst te weinig genoten subsidie van het rijk voor het
hoger onderwijs
Begroting
1947 memorie
1948 - memorie
1949 - memorie
1950 - memorie
1951 - memorie
Rekening
1947
1948 -
1949 - 1.262,90
De post wordt voor memorie op de begroting gebracht.
Bijdragen van andere gemeenten in de kosten der van rijkswege gesubsidieerde gymnasia
als bedoeld in art. 8 quater, sub i, der hoger-onderwijswet
Begroting
1947
1948 -
1949 -
1950 -
1951 -
10.260,—
9.770,—
9.680
10.028,—
9.150,—
Rekening
1947 12.880,—
1948 - 13.671,50
1949 - 4.554,06
Ingevolge art. 8 quater, le lid, hoger-onderwijswet, zoals deze is gewijzigd bij de wet
van 22 Februari 1936, (Staatsblad no. 100), kunnen bijdragen van andere gemeenten worden
gevorderd voor leerlingen uit die gemeenten afkomstig, die het gymnasium alhier bezoeken.
Deze bijdrage bedraagt per leerling de helft van het verschil lussen het jaarlijkse
schoolgeld voor die leerling verschuldigd, en een door het rijk telkens voor 5 jaar vast
te stellen bedrag. Dit bedrag is voor de jaren 1947 tot en met 1951 vastgesteld op 540,
De opbrengst van het schoolgeld voor het gymnasium is voor 1951 geraamd op
f 30.000,—.
Het totaal aantal leerlingen zal vermoedelijk bij de aanvang van de cursus 1950/51'
89 bedragen en het aantal buitenleerlingen 48, zodat het door de buitenleerlingen te
betalen schoolgeld moet worden geraamd op 48/189 X ƒ30.000,7.619,05. De bij
dragen van buitengemeenten zullen dus naar schatting bedragen (48 X ƒ540,
7-619,05) 2 is rond ƒ9.150,
35