XII 1. a. betreffende het op het dienstjaar betrekking hebbende belastingjaar 405.000, b. betreffende het vorige belastingjaarmemorie 405.000,— De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 30 Augustus 1950. De onder dit volgnummer en onder volgnummer 325 vermelde ontvangsten zijn geraamd in overeenstemming met de raming van de inspecteur der belastingen. Omtrent de onder b van deze beide posten genoemde inkomsten kan nog geen raming worden gedaan, omdat deze zullen betreffen de eventuele, nog niet bekende, einduit- keringen over het belastingjaar 1950. 325 no opcenten op de hoofdsom der grondbelasting op de ongebouwde eigendommen Begroting Rekening 1947 33.000,1947 33.351,79 1948 - 33.000,— 1948 - 33.348,58 1949 - 33.000,— 1949 - 33.338,97 1950 - 33.000,— 1951 - 33.000,— a. betreffende het op het dienstjaar betrekking hebbende belastingjaar 33.000, b. betreffende het vorige belastingjaar memorie 33.000,— Zie volgno. 323. 127 ijO opcenten op de hoofdsom der personele belasting Begroting Rekening 1947 350.000,— 1947 353.440,85 1948 - 298.000,— 1948 - 313.259,56 1949 - 270.000,— 1949 - 301.933,72 1950 - 282.000,— 1951 - 302.000,— a. betreffende het in het dienstjaar aanvangende belastingjaar (hetgeen van het rijk tot en met Februari van het volgende kalenderjaar wordt ontvangen)f 186.000, b. betreffende het in het dienstjaar eindigende belastingjaar (het verschil tussen het door het rijk in totaal uitgekeerde bedrag en het op het vorige dienstjaar onder a verantwoorde bedrag)- 116.000, 302.000,— Verwacht mag worden, dat over het belastingjaar 1 Juni 1951 /'52 ten behoeve van de provincie 50 opcenten zullen worden geheven. In verband hiermede moet de gemeente volstaan met een heffing van 150 opcenten. In overeenstemming met de raming van de inspecteur der belastingen wordt de opbrengst over het belastingjaar 1950/'51 geraamd op ƒ290.000,waarvan komt ten bate van de dienst 1951 (onderdeel b) 40% is ƒ116.000,—. Volgens mededeling van genoemde inspecteur kan de opbrengst over het jaar 1951 /'52 worden geraamd op ƒ310.000, Op onderdeel a van deze post kan derhalve worden geraamd 60 van ƒ310.000, ƒ186.000,—. Bij raadsbesluit van 28 Januari 1948 no. 710, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 26 Juni 1948 no. 10, is de gemeente voor de personele belasting gerangschikt in de 4de klasse voor zover het stedelijk gedeelte betreft en in de 7de klasse voor het landelijk gedeelte. 329 Uitkering van het rijk wegens opbrengst ondernemingsbelasting Begroting Rekening 1947 586.800,— 1947 587.670,— 1948 - 616.140,— 1948 - 649.620,— 1949 - 739.368,— 1949 - 739.368,— 1950 - 1.050.000,— 1951 - 1.050.000,— 42 XII 1. Blijkens schrijven van de minister van binnenlandse zaken van 29 Juli 1950, no. U 137, afd. Fin. (B.B.) kan op dit volgnummer voor 1951 worden geraamd een bedrag van ƒ1.050.000,gelijk aan het bedrag, dat de minister van financiën bij schrijven van 16 Augustus 1949, bureau gem.-fin., no. 105, heeft opgegeven als uitkering over 1950. 331 Gewetensgelden Begroting Rekening 1947 memorie 1947 1948 - memorie 1948 - 1949 - memorie 1949 - 23.176,66 1950 - memorie 1951 - memorie Het is niet bekend, of op deze post bedragen zullen worden ontvangen. 333 Belasting op de honden Begroting Rekening 1947 22.000,— 1947 42.184,10 1948 - 38.000— 1948 - 40.737,15 1949 - 38.000,— 1949 - 37.621,75 1950 - 33.000,— 1951 - 32.000,— De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 8 October 1947 no. 6108, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 17 November 1947 no. 65. 335 Belasting op toneelvertoningen en andere vermakelijkheden Begroting Rekening 1947 200.000— 1947 199.795,76 1948 - 200.000,— 1948 - 233.767,56 1949 - 200.000,— 1949 - 217.338,33 1950 - 200.000,— 1951 - 180.000,— De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 10 Maart 1948 no. 2057, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 31 Maart 1948 no. 12. Verwacht wordt, dat in 1951 een lager bedrag zal worden ontvangen dan in de afgelopen jaren. 337 Opbrengst van het vergunningsrecht wegens verkoop van sterke drank in het klein Begroting Rekening 1947 13.500,— 1947 12.200,— 1948 - 13.500,— 1948 - 16.612,50 1949 - 15.000— 1949 - 18.552,50 1950 - 16.000,— 1951 - 16.000,— Tot dusver geschiedde de heffing van het vergunningsrecht krachtens raadsbesluit van 24 Mei 1932, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 23 Juni 1932, no. 81, gewijzigd bij raadsbesluit van 7 Mei 1935, goedgejkeurd bij koninklijk besluit van 18 Juni 1935, no. 50 en bij raadsbesluit d.d. 1 Juni 1938, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 16 Juli 1938, no. 98. (Voor onbepaalde tijd goedgekeurd). Bij de wet van 7 Juni 1950 (St.blad van 1950, nr. K 204) is de drankwet gewijzigd. In verband hiermede moet de bestaande belastingver ordening worden veranderd. Deze wijziging zal hoegenaamd niet van invloed zijn op de opbrengst van het vergunningsrecht. De raming van 1950 wordt dan ook aangehouden. 339 Opbrengst van het verlof srecht voor de verkoop van zwak-alcoholische drank in het klein Begroting Rekening 1947 1.300,— 1947 1.237,50 1948 - 1.250,— 1948 - 1.106,25 1949 - 1.075,— 1949 - 1.175, 1950 - 1.100, 1951 - 1.845,— Krachtens de onder volgno. 337 vermelde wetswijziging zal het verlofsrecht, ingaande 1 Mei 1951 ƒ45,bedragen. Er zijn 41 verloven verleend. De opbrengst voor 1951 wordt derhalve geraamd op 41 X 45,ƒ1.845, Zie ook volgno. 616 der uitgaven. 43

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1951 | | pagina 94