-v
De uitkeringen volgens het ontwerp worden onderscheiden
als volgt!
Uitkering A bestemd voor personen met een diensttijd van drie
me er jaren. De duur van deze uitkering bedraagt 1/6 van de
diensttijd met een maximum van 2 jaar voor kostwinners en
1 jaar in andere gevallen. Het bedrag van de uitkering be
loopt een percentage van de laatstelijk genoten beloning, on
derscheidenlijk voor kostwinners en anderen, te wetens
2 of 1 maand 100
2 of 1 maand 85
8 of 4 maanden 70 en
vervolgens 60
terwijl voorts in een bepaald geval nog gedurende 6 maanden een
verdere uitkering kan worden verstrekt ten bedrage van respec
tievelijk 50 en 40
Een cumulatiebepaling beoogt de uitkering bij het gelijk
tijdig genieten van inkomsten uit of in verband met arbeid of
bedrijf te verminderen.
Uitkering B (bij een diensttijd van minder dan drie jaar).
Deze uitkering sluit meer aan bij de normen, welke de Werkloos
heidswet aanlegt. Zij wordt in het algemeen slechts verstrekt
als in de laatste 12 maanden gedurende tenminste 78 dagen in^
loondienst is gewerkt; de duur van de uitkering is ten hoogste
126 dagen. Ook deze uitkering beloopt een percentage van de
laatstelijk genoten beloning, n. 1.
80 voor gehuwde mannen en kostwinners;
70 voor ongehuwden van 18 jaar en ouder, die geen kostwinner
zijn en niet bij ouders inwonen en
60 voor de overigen.
Onder het begrip "laatstelijk genoten beloning' is niet
begrepen het element kindertoelage. Dit brengt mede, dat m
overeenstemming met de regeling van de Werkloosheidswet te de-^
zer zake, de kindertoelage boven de uitkering ingevolge de
keringsverordening behoort te worden genoten. De desbetref ien
aanspraak dient in de Kindertoelageverordening te worden gere
geld. In verband hiermede heeft het Centraal Orgaan eveneens
een op 1 Juli a.s. in werking tredende wijziging van de Kin---
toelageverordening ontworpen en aanbevolen.
Omtrent de beide ontwerpen is in het Centraal Overleg
eenstemming met de personeelsorganisaties verkregen, zodat
plaatselijk Georganiseerd Overleg niet behoeft te worden ing
schakeld. --in vPn iu
Verwacht mag worden, dat de Minister van Sociale n,
tevens de aanspraken op kindertoelage tijdens de uitkering
perioden worden vastgelegd, bereid zal blijken, ten aanzie
de ontworpen Uitkeringsverordening de verklaring van erke fc
als bijzondere gemeentelijke regeling, bedoeld in artikel 4,
eerste lid, sub c der Werkloosheidswet,af te geven. toOJ.
Op grond van het bovenstaande en onder mededeling,
de Rijks b en c-contractanten blijkens een bij dekstukken -
voegd schrijven van de Minister van Binnenlandse Zaken *^en
14 Mei j.l. gelijke maatregelen in voorbereiding zijn, rin(?s-
wij U voor over te gaan tot de vaststelling van een pror(jer.ing
verordening en van een wijziging van de Kindertoelagev
een en ander overeenkomstig bijgevoegde ontwerpen.
Burgemeester en Wethouders van leew
A.A.M. van der Heulen, Burg<=®ees
Verzonden 4 Juni 1952.
T.Bakker, Secretaris-
I I
Ho. 59 04
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van
26 Hei 1952 (bijlage no. 97)
Gezien het schrijven van het Centraal Orgaan inzake ge
meenschappelijke behandeling van gemeentelijke personeelsaan
gelegenheden;
Gelet op artikel 125, tweede lid, en art. 134» tweede
lid, der Ambtenarenwet 1929;
BESLUIT
vast te stellen de volgende
UITKERINGSVERORDENING.
1. Algemene bepalingen.
Artikel 1.
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
a. "Algemeen Ambtenarenreglement" en "Arbeidsovereenkomsten
verordening" de verordeningen vastgesteld overeenkom
stig de aldus genoemde ontwerpen van het Centraal Orgaan
der gemeenschappelijke regeling betreffende de behande
ling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden;
1. "Rijkswachtgeldbesluit"het Koninklijk besluit van
3 Augustus 1922 (Staatsblad no. 479), tot regeling van
de toekenning van wachtgeld aan burgerlijke Rijksambte
naren;
0. "belanghebbende": de personen, bedoeld in artikel 2, ten
zij hun betrekking naar het oordeel van burgemeester en
wethouders moet worden beschouwd als een nevenbetrekking
of als een buitengewone dienstverrichting van korte duur;
d. "diensttijd": de aan het ontslag voorafgaande tijd, die
de belanghebbende, bedoeld in artikel 3, eerste lid, on
der a, in burgerlijke Overheidsdienst heeft doorgebracht,
met dien verstande echter, dat:
1. indien de diensttijd wegens verleend ontslag onderbro
ken is geweest, de tijd vóór de onderbreking slechts
medetelt, indien de onderbreking niet langer dan een
maand heeft geduurd;
2. diensttijd, die in aanmerking is genomen bij de bereke
ning van de duur van wachtgeld of een daarmede gelijk
te stellen uitkering ten laste van een der lichamen,
bedoeld in de artikelen 3 en 4 der Pensioenwet 1922
(Staatsblad no. 240), niet wordt medegeteld
J- diensttijd in een nevenbetrekking, alsmede diensttijd
welke met pensioen is vergolden, niet in aanmerking
n komt
e' Isa-tstelijk genoten beloning" de door de belanghebbende
op de dag voor het ontslag genoten wedde of beloning met
de toeslagen, voor zover die in de pensioensgrondslag zijn
opgenomen of, ware hij in vaste ambtelijke dienst aange-
f z°uden zijn opgenomen;
kostwinner": degene, die naar het oordeel van burgemees
ter en wethouders als kostwinner van een gezin moet wor-
2. v aaagemerkt.
med*' Clg i:oePassing van deze verordening wordt onder ontslag
ovov vefs"kaan! beëindiging ener dienstbetrekking op arbeids-
'-reenkomst naar burgerlijk recht.
Art.2'