die sedert is gewijzigd) of artikel 5, onder 3°., sub e en
der Wet voor de Koninklijke Ilarine-reserve 1924 (Staatsblad 'I
no. 369)I
e. artikel 34, tweede lid, der Dienstplichtwet, artikel 5, zevenl
de lid, der Wet voor het Reservepersoneel der landmacht 1905 I
(zoals die sedert is gewijzigd), of artikel 5, onder 4°., derl
Wet voor de Koninklijke Mar ine-re serve 1924 (Staatsblad no.36|
mits de oproeping in werkelijke dienst niet plaats heeft voorl
het ondergaan van straf en het bedoelde onderzoek geen krijgsl
tuchtelijke straf of veroordelend vonnis ten gevolge heeft.
Artikel 22.
1. De ambtenaar, die in verband met oorlog, oorlogsgevaar of I
andere buitengewone omstandigheden verplichte werkelijke dienst I
verricht, geniet, zo hij gehuwd is, gedurende 30 dagen de volle I
aan zijn ambt verbonden bezoldiging en daarna hetgeen deze meer I
bedraagt dan zijn militaire beloning. Is hij ongehuwd, dan genial
hij gedurende 30 dagen de volle aan zijn ambt verbonden bezoldi-1
ging en daarna hetgeen 70 ten honderd van die bezoldiging meer I
bedraagt dan zijn militaire beloning.
2. Ongehuwde enige kostwinners worden voor de toepassing van
het eerste lid gelijkgesteld met gehuwden. Burgemeester en bet-
houders beslissen of een ongehuwde als enig kostwinner beschouwd
wordt.
3. Het bepaalde in het eerste en/tweede lid is eerst van toe
passing nadat de militair hetzij vóór, hetzij gedurende de bui
tengewone omstandigheden een werkelijke dienst van 11 maanden oij
indien hij een eerste oefening van kortere duur te vervullen hsdi
deze oefening heeft volbracht.
4. Het bepaalde in het derde lid geldt niets
a. ten aanzien van de buitengewone dienstplichtigen, die eerst I
in werkelijke dienst behoeven te komen na het „aar der lich-1
ting, waartoe zij behoren of naar hun leeftijd gerekend kun-1
nen worden te behoren;
b. voor de vrijwilligers van de landstorm, die hetzij een rang I
bekleden hetzij het bewijs van voorgeoefendheid hebben ver- I
worven.
5» De dienst als oorlogsvrijwilliger in de zin van het Oorlogsl
vrijwilligersbesluit wordt beschouwd als verplichte werkelijke
dienst, als bedoeld in het eerste lid.
6. Het bepaalde in het derde en vierde lid van dit artikel
blijft ten aanzien van de als oorlogsvrijwilliger in militaire I
dienst getreden ambtenaar buiten toepassing.
Artikel 23
Op de ambtenaar, die in exjdelijke dienst is aangesteld, z^n\
de bepalingen, vervat in de artikelen 20, 21 en 22, slechts vanl
toepassing tot en met de dag, waarop de burgerlijke betrekking I
zou zijn geëindigd, indien hij daaraan niet door de militaire
dienst zou zijn onttrokken.
HOOFDSTUK IV
Dienst- en werktijd
Artikel 24.
1. let inachtneming van het bepaalde bij of krachtens wetten,
houdende bepalingen tot beperking van de arbeidsduur, wordt door
Burgemeester en Wethouders zo mogelijk voor ieder dienstvak een
regeling van de dienst- en werktijd vastgesteld.
2. Bij de regeling van de werktijd wordt in aoht genomen:
a. dat de werktijd in de regel ten hoogste 48 uren per week en
8 -g- uur per dag bedraagt;
b. dat de arbeid op Zaterdag uiterlijk te 13 uur eindigt;
o. dat geen arbeid wordt verricht op Zaterdagen na 13 uur en op
Zondagen, tenzij de aard van het werk afwijking van deze re
gel noodzakelijk maakt;
d. dat voor ambtenaren, die continu-arbeid verrichten, de werk
tijd gemiddeld 45 uren per week en ten hoogste 180 uren in
vier achtereenvolgende weken bedraagt;
■e. dat de werktijd behoorlijk door rusttijd wordt onderbroken.
3. Bij de regeling van de werktijd en bij haar toepassing
wordt voorts ten aanzien van iedere ambtenaar zoveel mogelijk
gezorgd, dat hij op Zondag en de voor hem geldende kerkelijke
feestdagen zijn kerk kan bezoeken en dat hij in zijn Zondags
rust zo weinig mogelijk wordt beperkt. Bij die regeling wordt,
indien afwijking van de in het vorige lid, onder c, bedoelde
regel, voor wat betreft de Zondagen, noodzakelijk is, tevens
bepaald het aantal Zondagen per jaar, waarop van de ambtenaar
geen dienst wordt geeist. Indien het belang van de dienst er
zich niet bepaaldelijk tegen verzet wordt dit aantal opgevoerd
tot zes en twintig Zondagen. In ieder geval wordt van de ambte
naar op zeventien Zondagen per jaar geen dienst geeist.
4. Hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van
arbeid op Zondag is bepaald, geldt mede voor het verrichten van
arbeid op de Nieuwjaarsdag, de tweede Paasdag, de Hemelvaarts
dag, de tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de dag, waarop
4e verjaardag van de Koningin wordt gevierd, en iedere andere
4ag, die daarenboven door Burgemeester en Wethouders wordt aan
gewezen.
5. Het bepaalde in dit artikel vindt voor hen, die tot een
kerkgenootschap behoren, dat de wekelijkse rustdag op de Sabbath
°f op de Zevendedag viert, overeenkomstige toepassing onderschei-
4enlijk ten aanzien van de Sabbath of de Zevendedag, indien zij
eendaartoe strekkend verzoek tot het hoofd van de dienst hebben
gericht en voor zover de belangen van het betrokken dienstvak of
ran de overige ambtenaren zich daartegen niet verzetten.
HOOFDSTUK V
Verlof
Artikel 25.
In elk kalenderjaar wordt aan de ambtenaar vacantieverlof
®6t behoud van bezoldiging verleend, tenzij de belangen van de
iienst zich daartegen verzetten of tenzij naar het oordeel van
°-e autoriteit, die het vacantieverlof verleent, voor de ambte
naar geldige redenen van verhindering bestaan.
„2. De ambtenaar, in de loop van het kalenderjaar in dienst ge-
7^en' heeft voor elke maand dienst in dat jaar recht op 1/12
van het vacantieverlof. Bij deze berekening geldt een
gedeelte van een dag voor een volle dag.