Aangezien de huidige tarieven zijn gebaseerd op afschrijving
op historische kostprijs en de aanschaffingswaarde der voor
productie en distributie benodigde apparatuur thans belangrijk
hoger ligt dan vóór de oorlog, brengt de consequentie van het
regeringsstandpunt mede, dat in vele gevallen een niet onbe
tekende verhoging van de geldende tarieven nodig zal zijn.
In verband met het vorenstaande heeft de regering beslo
ten de prijsvoorschriften voor levering aan grootverbruikers
per 1 April 1952 in te trekken, terwijl met ingang van dezelfde
datum ten aanzien van de stroomlevering aan kleinverbruikers
is bepaald, dat zowel de vergoedingen, uitgedrukt in een prijs
per KVh. als de vergoedingen, anders dan volgens een prijs per
kWh.zoals vastrecht en meterhuur, met 25 mogen worden ver
hoogd boven het op 15 October 1951 toegestane niveau.
Teneinde de sociale consequenties van tariefsverhoging voor
kleinverbruikers zoveel mogelijk te verzachten is uitdrukke
lijk bepaald, dat de toegestane verhoging van 2 5 niet geldt
voor het primaire huishoudelijk verbruik van 240 kWh. per jaar.
Deze beperking is echter niet van toepassing op meterhuren en
op het vastrecht.
De toepassing van de gewijzigde voorschriften is nader
uitgewerkt in de "Richtlijnen voor de vaststelling van de nieuwe
electriciteitstarieven"In deze richtlijnen wordt de verwach
ting uitgesproken, dat de productie- en distributiebedrijven
zich zullen verstaan over het, zo nodig in afwijking van be
staande contracten, opnieuw vaststelling van hun onderlinge
verrekening, zodanig, dat voor de uiteindelijke verbruikers zo
veel mogelijk een bedrijfseconomisch juist te achten kostprijs
en een voor beide partijen bedrijfseconomisch juist te achten
verdeling daarvan ontstaat.
Bij brief van 20 Juni 1952, 3e afd.nr. 3> welk schrij
ven bij de stukken ter inzage is gelegd, hebben gedeputeerde
staten dezer provincie zich tot cns gericht met het verzoek
de tussen de provincie en de gemeente gesloten stroomleverings-
overeenkomst van 29 December 1945/16 Januari 1946, welke over
eenkomst met ingang van 1 Januari 1950 stilzwijgend voor een pe
riode van 5 jaar is verlengd, in verband met de gewijzigde prijs
politiek van de regering en de hieruit voor het provinciaal eleo-
triciteitsbedrijf voortvloeiende consequenties, te wijzigen.
In de bestaande overeenkomst is in artikel 3, 13e alinea, sub 4i
de in totaal per Wh. te betalen prijs afhankelijk gesteld van
de hoogte van de kolenprijs.
Aangezien de prijs voor de levering van electrische energie aan
grootverbruikers en engrosafnemers is vrijgelaten, heeft de pro
vincie het recht de in de overeenkomst genoemde kolentoeslag van
0.0009 in rekening te brengen in plaats van de tot nu toe door
de prijsbeheersing voorgeschreven factor van 0.0008. Deze verho
ging van de stroominkoop wordt echter niet voldoende geacht,
aangezien hierdoor slechts een deel van de op basis van de ver
vangingswaarde berekende kapitaalslasten zal worden gecompenseer
Gedeputeerde staten zijn van oordeel, dat van de gemeente een ve
dergaande verhoging dient te worden gevraagd en stellen derhalve
voor, op grond van de artikelen 8 en 9, tot wijziging van de ove
eenkomst over te gaan.
Aangezien voor de levering van stroom aan de gemeente leeu-
warden geen gebruik wordt gemaakt van het hoog- en laagspannings
distributienet, worden de door de gemeente in evenredigheid te
vergoeden kapitaalslasten beperkt tot die van het opwekbedrijj-
Tot deze lasten moeten behalve de centrale, ook worden ge
rekend die van het koppelnet, omdat door de landelijke koppe
ling de centrale met een kleiner reservevermogen kan volstaan.^
Op basis van vervangingswaarde, overeenkomstig de door de rege
ring gegeven richtlijnen, zullen de lasten aan rente en afschrij
ving van centrale en koppelnet van het provinciaal electrici-
teitsbedrijf een belangrijke stijging ondergaan.
Voor de jaren 1952 t/m 1954 (de nog lopende jaren van het bestaan
de contract) worden deze hogere lasten (verschil tussen kapitaals-
lasten volgens historische kostprijs en die op basis van vervan
gingswaarde) en die van de nodige uitbreidingen in deze jaren,
waarin onze gemeente dient bij te dragen, berekend op gemiddeld
f, 1.114.568,-- per jaar. In verhouding van de gemiddelde maximale
belasting van de gemeente Leeuwarden en het overige deel van de
provincie over 1948 t/m 1951 komt hiervan 22.7 of f. 253.007,--
voor rekening van de gemeente Leeuwarden.
De provincie is genegen over 1952 t/m 1954 dit bedrag aan te hou
den, hetzij door inrekeningstelling van dit bedrag als een vaste
som per jaar naast de thans bestaande verrekening met een kolen-
factor van 0.0008, hetzij door wijziging van de in de stroomle-
veringsovereenkomst vermelde tarieven.
Betaling van een jaarlijkse vaste som van rond f. 250.000,- ver
dient met het oog op een goede tariefstelling bij het gemeente
lijk electriciteitsbedrijf geen aanbeveling.
Gedeputeerde staten stellen dan ook de navolgende wijziging in de
stroomleveringsovereenkomst voor, waarbij tegelijkertijd gebruik
wordt gemaakt van de mogelijkheid het huidige verrekeningssysteem
te moderniseren (invoeren van twee lagere kostenfactoren in plaats
van de vigerende factor 0.0008).
Bestaande redactie
Voorgestelde redactie
Artikel 3, 13e alinea.
De geleverde electriciteit
wordt in rekening gesteld vol
gens onderstaand tarief:
1. de eerste 1.750 KV a f.60,-
per KV-jaar
de dan volgende 1.750 KV a
f. 52,- per kw-jaar
alle daarna volgende KV a
f. 40,- per kW-jaar
2. Voorzover een buiten de bo
vengenoemde avonduren vallen
de belasting de grootste
avondbelasting overschrijdt,
wordt voor deze overschrij
ding f. 2 0,- per KV-jaar
berekend
De geleverde electriciteit
wordt in rekening gesteld vol
gens onderstaand tarief!
1. de prijs per KV-jaar van de
hoogste belasting, optredende
in genoemde avonduren, bedraagt:
A x f. 95>- B x f. 10,-.
Hierin betekent A de verhouding
der indexcijfers voor groothan-
delsprijzen, ontleend aan de ge
gevens van het Centraal Bureau
voor de Statistiek, te weten
over het jaar voorafgaande aan
het jaar van levering en over
het jaar 1951 en
B de verhouding der indexcij
fers voor lonen voor de over
eenkomstige jaren, als genoemd
onder A.
2. Voorzover een buiten de boven
genoemde avonduren vallende
belasting de grootste avond-
belasting overschrijdt, wordt
voor deze belasting, voor het
aantal KV der overschrijding
naar f. 20,- per kW-jaar be
rekend.