wijs op 20/80 van de opbrengst volgens de nieuwe tarieven
(bruto-kohierbedrag
Volledigheidshalve merken wij hierbij nog op, dat ten ge
volge van de verlaging van de loon-, c.q. inkomstenbelasting,
per 1 Januari 1951, door de schoolgeldplichtigen voor 1952/1953
en volgende schoolgeld jaren in het algemeen minder aan school
geld verschuldigd zal zijn en dat door verhoging van de grens,
waar beneden loon- c.q. inkomstenbelasting niet verschuldigd is
verschillende schoolgeldplichtigen, die voorheen wel schoolgeld
betaalden, buiten de heffing zullen vallen.
Middelbaar- en voorbereidend hoger onderwijs.
3ij de wet van ST November 1949stbl. no. J 511, tot wij
ziging van artikel 37 der Middelbaar-onderwijswet en artikel
22 der Hoger-onderwijswet, is met ingang van 1 September 1949
- op welke datum deze wet in werking is getreden - de heffing
van het schoolgeld voor de openbare scholen voor middelbaar-
en voorbereidend hoger onderwijs opnieuw geregeld.
In verband hiermede is door Uw Raad in zijn vergadering
van 2 Juli 1952 een nieuwe verordening vastgesteld tot heffing
van schoolgeld voor het onderwijs aan de middelbare school en
hogere burgerschool voor meisjes, de gemeentelijke hogere bur
gerschool met vijfjarige cursus A en het stedelijk gymnasium.
In ons prae-advies ven 27 Juni 1952 (bijlage no. 135)heb-
ben wij U reeds uitvoerig ter zake ingelicht, zodat wij volstaar
met U hiernaar te verwijzen. Alleen mogen wij - zij het wel
licht ten overvloede - opmerken, dat de tariefsverlaging (met
ongeveer 30 in de nieuwe verordening is verwerkt, terwijl
ook de reductiebepaling hierin is opgenomen. Deze verordening
treedt met ingang van het schoolgeld jaar 1949/1950 in werking.
Ten aanzien van het tarief is echter bepaald, dat dit eerst
met ingang van het schoolgeldjaar 1950/1951 toepassing vindt.
De berekening van het over het schoolgeldjaar 194 9/1950 ver-^
schuldigde schoolgeld geschiedt nog volgens het (oude) tarief,
dat voor het schoolgeld jaar 194-8/194 9 van kracht was.
Nijverheidsonderwljs en kweekschoolonderwijs.
Voor deze takken van onderwijs zijn' eveneens maatregelen
tot schoolgeldverlaging genomen. Aangezien door de gemeente
geen nijverheids- en/of kweekscholen in stand worden gehouden,
behoeven ter zake van gemeentewege geen voorzieningen te wor
den getroffen.
Uitgebreid lager onderwijs
De heffing van het schoolgeld voor het openbaar- en bij
zonder uitgebreid lager onderwijs geschiedt krachtens het Tij
delijk Besluit schoolgeld lager onderwijs 1945. Een exemplaar
hiervan is bij de stukken ter inzage gelegd. Het tarief is op
genomen in artikel 8, 3e lid. Ingevolge het 4e lid van genoemd
artikel kan de Raad bepalen, dat door het vaststellen van een
vermenigvuldigingscijfer meer of minder dan de bedragen in het
3e lid verschuldigd is. Tot op heden is in onze gemeente van
deze bevoegdheid echter nimmer gebruik gemaakt.
Bij bovenaangehaalde circulaire d.d. 3 April 1952 van de
Minister van Binnenlandse Zaken is aan de gemeentebesturen ver
zocht om met ingang van het schoolgeld jaar 1950/1951 een ver-
menigvuldigingscijfer van 0.8 vast te stellen, waardoor de
schoolgelden voor het uitgebreid lager onderwijs een verlaging
van 20 zullen ondergaan. Indien hiertoe wordt besloten,^ zul
len de schoolgelden voor het lager onderwijs en het uitgebreid
lager onderwijs zich verhouden als 1 1,2. (Zie het bij de
stukken overgelegd overzicht.)
voorts"
Voorts is bij de wet van 23 Juni 1952 tot wijziging van
het Tijdelijk Besluit schoolgeld lager onderwijs 1945 bepaald,
dat met ingang van het schoolgeldjaar 1951/1952 het verschul
digde schoolgeld wordt verminderd met een vierde deel, indien
twee of drie, en met de helft, indien vier of meer kinderen
uit hetzelfde gezin bij de aanvang van het tijdvak, waarover
het schoolgeld verschuldigd is, leerling zijn van een school
voor lager onderwijs - kweekschoolonderwijs daaronder begrepen -
nijverheidsonderwijs, middelbaar onderwijs, voorbereidend hoger
onderwijs, of hoger onderwijs, voor zoveel het onderwijs buiten
de avonduren wordt verstrekt aan meer dan één kind uit hetzelfde
gezin.
De vermindering van de opbrengst der schoolgelden, zowel
tengevolge van de vaststelling van het vermenigvuldigingscijfer
van 0.8, als door toepassing van de gezinsreductie, wordt door
het Rijk vergoed.
Wij zijn van oordeel, dat er om deze reden en ter bereiking
van de boven geschetste verhouding 1 1,2 tussen het lager- en
uitgebreid lager onderwijs, aanleiding is om aan het verzoek tot
vaststelling van een vermenigvuldigingscijfer van 0.8 (de gezins
reductie is bindend voorgeschreven) voor het uitgebreid lager
onderwijs te voldoen.
Gewoon lager- en voortgezet gewoon lager onderwijs.
Evenals voor het uitgebreid lager onderwijs vindt ook voor
het gewoon lager- en voortgezet gewoon lager onderwijs de school
geldheffing plaats krachtens het Tijdelijk Besluit schoolgeld
lager onderwijs 1945 en wel volgens het tarief, opgenomen in
het 2e lid van artikel 8. In tegenstelling met het uitgebreid
lager onderwijs is voor deze soorten van scholen wel gebruik
gemaakt van de bevoegdheid tot het vaststellen van een vermenig
vuldigingscijf er.
Bij raadsbesluit van 9 Januari 1946, no. 74, is namelijk
bepaald, dat voor de heffing van het schoolgeld voor het gewoon
lager onderwijs en voor het voortgezet gewoon lager onderwijs
een vermenigvuldigingscijfer van 2 wordt vastgesteld, met dien
verstande, dat het in het 2e lid van artikel 8 bepaalde maximum
schoolgeld niet wordt overschreden.
Deze verordening, welke in werking is getreden met ingang
van het schoolgeldjaar 1945/1946, is door de Raad vastgesteld,
omdat blijkens circulaire d.d. 7 December 1945, no. U 8808, afd.
B.B.Bur. Pin. en Bel., door de Minister van Binnenlandse Zaken
mede namens zijn ambtgenoot van Pinancien, werd bepaald, dat het
vermenigvuldigingsoijfer in steunbehoevende gemeenten voor het
gewoon lager onderwijs en het voortgezet gewoon lager onderwijs
op ten minste 2 moet worden vastgesteld, aangezien het in het
Tijdelijk Besluit schoolgeld lager onderwijs 1945 voorkomende
tarief de helft beloopt van het tarief, dat als normaal kan wor
den beschouwd.
wij menen, dat ook thans geen termen aanwezig zijn om tot
verlaging van het vermenigvuldigingscijfer over te gaan. Zoals
gezegd wordt het met de factor 2 geheven schoolgeld als normaal
beschouwd, terwijl bij verlaging van deze factor de door de Re
gering beoogde verhouding tussen het schoolgeld voor het lager-
en het uitgebreid lager onderwijs verloren gaat. Bovendien wordt
met ingang van het schoolgeld jaar 1951/1952 ook voor deze takken
van onderwijs de gezinsreductie toegepast.
Indien de gemeente tot verlaging van het vermenigvuldigings
cijfer zou overgaan, dan wordt de vermindering van de opbrengst
der schoolgelden - in tegenstelling met die, ontstaan bij toepas
"sing"