VIII 14.
14. Hoger onderwijs.
235 Schoolgelden Begroting Rekening
1948 30.000,— 1948 28.006,—
1949 - 30.000,— 1949 - 30.000,—
1950 - 25.000,— 1950 - 25.000,—
1951 - 30.000,—
1952 - 34.000,—
De schoolgelden worden voor het schoolgeldjaar 1951 "52, zowel als voor 1952 "53,
geraamd op 34.000,
Zie volgno. 137.
237 Subsidie van het rijk in de kosten der gymnasia Begroting Rekening
1948 12.375,— 1948 11.250,
1949 - 12.150,— 1949 - 9.000,—
1950 - 12.150,— 1950 - 10.125,
1951 - 9.781,—
1952 - 9.170,—
In art. 8 bis der hoger-onderwijswet is bepaald, dat het subsidie wordt vast
gesteld op een bedrag per klasse, bij algemene maatregel van bestuur te regelen.
Dit subsidie is bepaald op 1.125,per klasse. Uit dien hoofde wordt ge
rekend op een vast subsidie van 8 X ƒ1.125,- ƒ9.000,
Bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 Februari 1934 (Staatsblad no. 47) is boven
dien bepaald, dat, indien het subsidie berekend wordt naar ƒ1.125,per klasse, en dit,
vermeerderd met het bedrag, dat ingevolge artikel 8quater, le lid, der hoger-onderwijswet
van andere gemeenten wordt ontvangen, blijft beneden 90 van het bedrag, dat aan
subsidie van het rijk ten behoeve van het gymnasium over 1921 is ontvangen, het rijks
subsidie zodanig wordt aangevuld, dat het totale bedrag van het subsidie gelijk wordt aan
90 van het rijkssubsidie over 1921, met dien verstande, dat het totale bedrag der sub-
sidiën evenredig wordt verminderd, indien de kosten van het gymnasium afnemen.
De kosten van het gymnasium bedroegen over 1921 ƒ46.519,78, terwijl over 1921
aan rijkssubsidie is genoten 23.259,89, waarvan 90% is 20.933,90.
In verband met het vorenstaande zal over 1951 eventueel aanspraak kunnen worden
gemaakt op een aanvullend subsidie, hetwelk in 1952 zal worden ontvangen.
De voor subsidie in aanmerking komende uitgaven van het gymnasium zullen over 1951
naar schatting 140.739,bedragen, zodat in totaal een bedrag van 20.933,90 aan sub
sidie (rijkssubsidie vermeerderd met bijdragen buitengemeenten) kan worden genoten.
De bijdragen van buitengemeenten, vermeerderd met het rijkssubsidie, zullen over 1951
naar schatting 11.760,1- ƒ90.00,20.760,belopen, zodat over 1951 aanspraak
op een aanvullend rijkssubsidie kan worden gemaakt van 20.933,90 20.760,
173,90.
Deze post kan voor 1952 dus worden geraamd op ƒ9.000,i 173,90 ƒ9.173,90
of rond ƒ9.170,
239 Ontvangst wegens over een vorige dienst te weinig genoten subsidie van het rijk voor het
hoger onderwijs Begroting Rekening
1948 memorie 1948 r-
1949 - memorie 1949 - 1.262,90
1950 - memorie 1950 - 219,40
1951 - memorie
1952 - memorie
De post wordt voor memorie op de begroting gebracht.
241 Bijdragen van andere gemeenten in de kosten der van rijkswege gesubsidieerde gymnasia
als bedoeld in art. S quater, sub i, der hoger-onderwijswet
Begroting Rekening
1948 9.770,— 1948 13.671,50
1949 - 9.680,— 1949 - 4.554,06
1950 - 10.028,— 1950 - 24.990,-
1951 - 9.150,—
1952 - 9.700,—
Ingevolge art. 8 quater, le lid, hoger-onderwijswet, zoals dit is gewijzigd bij de wet
van 22 Februari 1936, (Staatsblad no. 100), kunnen bijdragen van andere gemeenten worden
gevorderd voor leerlingen uit die gemeenten afkomstig, die het gymnasium alhier bezoeken.
34
VIII 14 en 15.
Deze bijdrage bedraagt per leerling de helft van het verschil tussen het jaarlijkse
schoolgeld voor die leerling verschuldigd, en een door het rijk telkens voor 5 jaar vast
te stellen bedrag. Dit bedrag kan voor de jaren 1952 tot en met 1956 worden geraamd
op 650,
De opbrengst van het schoolgeld voor het gymnasium is voor 1952 geraamd op 34.000,
Het totaal aantal leerlingen bedroeg op 16 September 1951 171 en het aantal buiten
leerlingen 43, zodat het door de buitenleerlingen te betalen schoolgeld moet worden ge
raamd op 43 171 X ƒ34.000,rond 8.550,De bijdragen van buitengemeenten
zullen dus naar schatting bedragen (43 x 650,ƒ8.550,2 is rond 9.700,
Ontvangsten in zake verkochte programma's van het gymnasium
Begroting Rekening
1948 25,— 1948 27,25
1949 - 25,— 1949 - 33,45
1950 - 25,— 1950 - 32,75
1951 - 25,—
Deze post wordt geraamd op 40,1952 - 40,
15. Nijverheids-onderwijs.
Bijdragen van gemeenten in de kosten van scholen voor het nijverheidsonderwijs
Begroting Rekening
1948 28.550,— 1948 38.702,22
1949 - 26.850,— 1949 -
1950 - 31.190,— 1950 - 65.930,05
1951 - 59.850,—
1952 - 71.895,—
Krachtens het bepaalde in art. 25, 4e lid, der nijverheids-onderwijswet, moet voor
leerlingen, afkomstig uit andere gemeenten als die, waarin de nijverheidsschool is gevestigd,
tenzij aldaar een gelijksoortige inrichting van onderwijs bestaat, door de gemeente van
afkomst een bijdrage worden verleend, overeenkomende, waar het geldt een school als
bedoeld in art. 11, 2e lid, onder a, b, c of d, (middelbaar nijverheidsonderwijs) met 15
en waar het geldt een andere der in art. 11 bedoelde scholen (lager nijverheidsonderwijs)
met 20 ten honderd van het gemiddeld bedrag per leerling der netto-kosten.
Rekening houdende met de ter zake ontvangen bijdragen over vorige jaren, worden
voor 1952 de navolgende bijdragen geraamd:
a. lager
ambachtsschool21.750,
christelijke ambachtsschool- 5.000,
industrie- en huishoudschool- 15.300,
avond-nijverheidsschool- 1.500,
avondcursus voorbereiding middelbare technische school - 490,
christelijke industrie- en huishoudschool- 4.950,
chr. landbouw huishoudonderwijs- 230,
cursus opleiding leerkrachten n.o- 1.000,
50.220,—
middelbaar
middelbare technische school 20.150,
middelbare school voor scheepswerktuigkundigen (oplei
ding A.M.)- 1.375,—
Fryske Akademy (voortgezet bouwkunst onderwijs) - 150,
21.675,—
L*t
71.895,-
Teruggaaf door besturen van nijverheidsscholen van te veel ontvangen subsidie
Begroting
1948 5.000,—
1949 - 3.500,—
1950 - 5.000,—
1951 - 5.000,—
1952 - memorie
Rekening
1948 7.066,17
1949 - 9.061,02
1950 - 13.737,85
35