8
Voeren van verweer in rechten tegen de vordering van de erven
van J.E. Schreuder.
Bijlage no. 1. Leeuwarden, 24 December 1952.
Aan de Gemeenteraad.
Enige tijd geleden vaardigde de gemeente-ontvanger een
drietal dwangbevelen uit tegen de erven van wijlen J.E. Schreu
der, gewoond hebbende aan de Harlingerstraat no. 2, alhier, en
overleden op 21 April 1951. Deze dwangbevelen strekten tot be
taling van een bedrag van in totaal f. 2412,Aanvankelijk
was dit bedrag verschuldigd door wijlen Schreuder ter zake van
onderhoudswerkzaamheden, in opdracht van de gemeente verricht
aan een zestal hem in eigendom toebehorende percelen aan de
HarlingerstraatDe gemeente had zich hiertoe genoodzaakt ge
zien, omdat door Schreuder geen gevolg was gegeven aan een op
grond van artikel 23, lid 2, der r'ederopbouwwet tot hem ge
richte aanschrijving om bovenbedoelde werkzaamheden te doen
verrichten. Da de uitvoering van deze werkzaamheden vanwege
de gemeente, met toepassing van artikel 23 van de Wederop-
bouwwet, juncto artikel 70 der Woningwet, werden de kosten
op grond van deze artikelen en artikel 71 der Woningwet aan
Schreuder in rekening gebracht, doch deze weigerde betaling.
Da zijn overlijden maande de gemeente de erven tot betaling,
waarna, toen ook deze weigerachtig bleven, werd overgegaan
tot betekening van de in de aanhef genoemde dwangbevelen.
Thans hebben de erfgenamen evenwel, gebruik makende van
de hun bij artikel 71, lid 5, van de Woningwet toegekende be
voegdheid, tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel ver
zet aangetekend bij de arrondissementsrechtbank te Maastricht
en hebben zij te dien einde de gemeente gedagvaard om op
18 December 1952 per procureur te verschijnen voor genoemde
rechtbank. Bij de dagvaarding wordt gevorderd, dat de recht
bank het ingestelde verzet gegrond zal verklaren en mitsdien
de tenuitvoerlegging van voornoemde dwangbevelen ten aanzien
van elk der eisers zal verbieden, op straffe van een dwang
som en met veroordeling van de gemeente in de kosten van de
procedure
Gezien het bepaalde in artikel 177, lid 1, juncto arti
kel 233 der Gemeentewet, hebben wij omtrent deze aangelegen
heid het advies ingewonnen van de rechtsgeleerde raadsman der
gemeente. Uit het betrekkelijke advies, dat wij bij de stuk
ken ter inzage hebben gelegd, moge U blijken, dat er voldoen
de termen zijn om verweer te voeren tegen de ingestelde vor
dering. Daar onze mening hebben eisers geenszins aangetoond,
dat de kosten niet zijn aangewend of wel tot een geringer be
drag dan het dwangbevel aangeeft, noch dat het ingevorderde
bedrag krachtens de wet niet verschuldigd zou zijn.
Ten slotte delen wij U nog mede, dat wij op grond van
artikel 209, letter r, bereids reeds conservatoire maatrege
len hebben getroffen tot bewaring van de rechten der gemeente.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging
te besluiten tot het voeren van verweer in de onderhavige pro
cedure en de behandeling daarvan, zo nodig, in hoger beroep
voort te zetten.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Heulen, Burgemeester.
T.Bakker, Secretaris.
Verzonden 3 Januari 1953-
De heer Wiersma rapporteert namens de commissie,
belast met het onderzoek van degeloofsbrieven en be
staande uit de heren Kamstra, Slaterus en Wiersma,
dat de commissie de geloofsbrief van de lieer D. Rut-
kens en de daarbij overgelegde stukken heeft onder
zocht -en .in orde bevonden, 'weshalve zij de raad. advi
seert, de heer Rutkens als lid van de raad toe te laten.
Z.h.st. wórdt dienovereenkomstig besloten.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.