No. 588-
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen de op 5 en 18 December j.l. ingekomen verzoek
schriften van 9 hierna te noemen ouders om een tegemoetko
ming, als bedoeld in artikel 13 der Lager-onderwijswet 1920,
te ontvangen;
Gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders van
14 Januari 1954 (bijlage no. 7);
BESLUIT:
gerekend met ingang van 5 December 1 953, aan de heren:
Th. de Jong, Honthorststraat 4;
P.Kuipers, Van Harenstraat 3;
G.Miedema, Paul Krugerstraat 22;
G.Postma, Smidsbuurt 28;
J.de Ruiter, Paul Krugerstraat 12ben.;
S.Schuil, Honthorststraat 3;
J.v.d.Wal, Wijnhornsterstraat 25;
H.Zijlstra, Geraniumstraat 27, en
gerekend met ingang van 18 December 1 953, aan de heer
J.v.d.MeulenLinnaeusstraat 151,
overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, juncto art.70,der
Lager-onderwijswet 1920, gedurende het schoolbezoek en tot
wederopzegging de kosten wegens het gebruik maken door hun
kinderen van de autobus van de stadsdienst ten behoeve van
het bezoeken van de bijzondere school voor buitengewoon la
ger onderwijs aan ziekelijke kinderen (Parkherstellingsoord
alhier, volledig te vergoeden en deze vergoeding uit te beta
len aan de administrateur van genoemde school.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Voeren van een rechtsgeding tegen een tweetal kopers van
Oostenrijkse woningen.
Bijlage no. 8. Leeuwarden, 18-Januari 1954-
Aan de Gemeenteraad.
In het jaar 1949 heeft, zoals U bekend is, de gemeente aan
de Julianalaan, de Pieter Lastmanstraat en het Van Mierevelt-
plantsoen een 25-tal montagewoningen van het fabrikaat Thermo-
bau zogenaamde Oostenrijkse woningen) gebouwd, welke woningen
beschikbaar waren gesteld door het Ministerie van Wederopbouw
en Volkshuisvesting.
Van deze woningen zijn er 9 aangekocht door particulieren,
terwijl de overige 16 als huurwoningen in exploitatie kwamen
bij het Gemeentelijk Woningbedrijf
Reeds spoedig na het gereedkomen der woningen kwamen van
een aantal bewoners, eigenaars zowel als huurders, klachten
binnen van verschillende aard, voornamelijk betrekking hebbende
op rookvorming, lekkage, tocht en natte kelders. Aan de daar
voor in aanmerking komende woningen zijn daarop verbeteringen
aangebracht tot een totaal bedrag van circa f. 18.000,welke
kosten geheel door de gemeente zijn gedragen. Aan de genoemde
klachten werd door deze verbeteringen voor een belangrijk deel
tegemoetgekomen; de nog resterende klachten dienden naar het
oordeel van de Directeur der Gemeentewerken te worden toege
schreven aan de voor deze woningen ontvangen minder goed pas
sende elementen en de minder goede kwaliteit van een gedeelte
van het geleverde houtwerk.
Nadat de bedoelde verbeteringen waren aangebracht, hebben
wij de kopers van de Oostenrijkse woningen, die in verband met
de gebreken nog niet de gehele koopsom hadden voldaan, aange
schreven het restant van de kooppenningen te betalen. De aange
schrevenen hebben hieraan gevolg gegeven, behalve de heren
Ir. J. van der Ham en Drs. K. Swierstra, die zich veroorloofden
van de koopprijs, respectievelijk groot f. 22.158,10 en
f. 21.957,56, 10 af te trekken. Deze personen zijn derhalve
nog aan de gemeente schuldig een bedrag van onderscheidenlijk
f. 2.215,84 en f. 2.195,76. Zij verklaarden het restant alsnog
te zullen voldoen, zodra de resterende gebreken door de gemeente
zullen zijn hersteld.
In verband met de bemiddelaarspositie, welke de gemeente
destijds bij de beschikbaarstelling van de Oostenrijkse woningen
door het Rijk beoogde in te nemen, is in de koopcontracten de
volgende clausule opgenomen:
Contractant ter andere zijde ontvangt van de gemeente de complete
houten woning (in de staat, waarin deze in onderdelen door het
Rijk aan de gemeente geleverd is) op stenen fundering volgens
de hem bekende tekening enz.
Volgens deze clausule komen de aan de woningen van de heren
Van der Ham en Swierstra klevende gebreken, welke, zoals reeds
vermeld, een gevolg zijn van minder goed passende elementen en
de minder goede kwaliteit van het geleverde houtwerk, voor
risico van de kopers en kan de gemeente met de door de genoemde
kopers toegepaste aftrek geen genoegen nemen.
Daar in dit stadium een oplossing van het geschil in der
minne niet mogelijk is, zijn wij, mede gelet op de inhoud van
het bij de stukken overgelegd rechtskundig advies, bedoeld in
artikel 233 der Gemeentewet, van oordeel, dat tot dagvaarding
moet worden overgegaan, teneinde de ingehouden bedragen in
rechten te kunnen invorderen. n -tv,"