Voor het doen van de belastinguitkering zal voor 1953 in het gemeentefonds worden gestort 3,47en voor elk der jaren 1954 tot en met 1957 3>54$ van de opbrengst van een aantal rijksbelastingen. Voor het doen van een z.g. na-uitkering uit het gemeente fonds zal in den vervolge 4/ van het totaalbedrag der algemene uitkeringen beschikbaar zijn. De Regering is voorts gezwicht voor de op haar uitgeoefen de aandrang om de Rijkscommissie van advies voor de gemeente - financien om te zetten in een Raad van advies voor de gemeente- financiën met ruimere taakomschrijving en een groter aantal le den. Deze Raad zal, hetzij desgevraagd, hetzij uit eigen bewe ging, behalve over de uitvoering van de Financiële verhoudings wet, advies uitbrengen over de onderwerpen, waarbij de financiën der gemeenten in belangrijke mate betrokken zijn. De Raad bestaat uit een lid, tevens voorzitter, en veertien door de Kroon te benoemen leden. Zeven leden worden benoemd uit een voordracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, zodat de invloed van de gemeenten in deze raad is toegenomen. Aanvankelijk was voorgesteld bij het bepalen van de compen satie wegens het verlies van opbrengst van personele belasting (hoofdsom en opcenten), als gevolg van de verlaging van het tarief van de hoofdsom dier belasting ter gelegenheid van de wijziging van de Huurwet per 1 Januari 1954? er van uit te gaan, dat deze belasting een jaarlijks accres van 3)6 zou vertonen. Aangezien het werkelijk accres van gemeente tot gemeente echter belangrijk uit een bleek te lopen, wordt het accres in het compensatiebedrag thans voor elke gemeente afhankelijk gesteld van het werkelijke accres in de gemeente zelf, bepaald aan de hand van de opbrengst over de jaren 1951/1952 en 1952/1953. Di"t accres is voor onze ge meente op 2,4/ te stellen. Indien de Eerste Kamer zich in de komende weken met het wets ontwerp verenigt, zal aan het tijdvak, waarin de gemeenteraad wel het jaarlijks budget moet vaststellen, zonder dat op grond van een wettelijke regeling bekend is over welke (belangrijke) in komsten kan worden beschikt, een einde zijn gekomen. financiële positie voor 1955- Bij het samenstellen van de gemeentebegroting voor 1954 is de algemene uitkering geraamd naar 120/ van het basisbedrag, (in de primitieve begroting 116/, in de 1e wijziging hiervan, be handeld in de begrotingszitting, 120/). Bij de bepaling van dit percentage werd er van uitgegaan, dat alsnog zou moeten worden overwogen, of en in hoeverre te zijner tijd herziening zou moeten plaats vinden wegens de financiële gevolgen, welke het toen in voorbereiding zijnde complex van regelingen met betrekking tot de huurverhoging en de belastingherziening voor de gemeenten zou hebben. Bij rondschrijven van 17 Augustus 1954 afdeling finan ciën (B.B.) nr. 15549 bericht de Minister van Binnenlandse Zaken, mede namens zijn ambtgenoot van Financiën, dat besloten is het percentage der algemene uitkering voor 1954? in verband met de lastenvermeerdering, welke bovenbedoelde regelingen voor de ge meenten met zich brachten, te verhogen tot 126, zoals de laatste jaren gebruikelijk, onder voorbehoud, dat het bij de Staten-Gene- raal aanhangige wetsontwerp betreffende de financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten voor de jaren 1953 tot en met 1957 tot wet wordt verheven. Het uitkeringspercentage voor het jaar 1955 is nog niet vast gesteld.Bij de samenstelling van de gemeente-begroting voor 1955 kan evenwel voorlopig worden uitgegaan van de thans bekende gegevens betreffende de uitkering voor het jaar 1954. In de U aangeboden ontwerp-begroting is dan ook een percentage van 126 aangehouden. Dit betekent, vergeleken met de ontwerp-be- groting voor 1954 en de Ie wijziging hiervan, een hogere in komst van f. 204.515?--. Zoals U bekend is? hebben wij ons bi'j schrijven van 3 Augustus 1953 tot de Ministers van Binnenlandse Zaken en Financiën gewend om voor onze gemeente een verhoging van de algemene uitkering uit het gemeentefonds vast te stellen. Een overzicht van de richtlijnen, die bij de beoordeling van deze aanvrage in acht worden genomen, gelieve U hierbij aan te tref fen. Op grond van de terzake gehouden ambtelijke besprekingen mag worden verwacht, dat, zodra het meergenoemde wetsontwerp het Staatsblad heeft bereikt, aan ons verzoek zal worden vol daan. De algemene uitkering, waarvan het basis-bedrag voor onze gemeente f. 30,57 per inwoner bedraagt, zou dan voor 1953 op f. 35,25? voor 1954 op f. 37,75 en voor 1955 op f. 39,50 worden vastgesteld. Ook deze verhoogde bas is-be dragen zullen uiteraard de procentuele verhoging, voor 1955 op 126/ gesteld, ondergaan. Een en ander betekent, dat de inkomsten van de gemeente voor 1953 met f. 449.055,--, voor 1954 met f. 732.140,-- en voor 1955 met f. 91 7.020,-- kunnen worden opgevoerd. Wij mogen hier de verwachting uitspreken, dat, mede tengevolge van deze hogere uitkering, de nadelige saldi van de begrotingen voor 1953 en 1954, mochten deze niet geheel verdwijnen, toch in elk geval tot zeer geringe omvang kunnen worden teruggebracht. Voorstellen tot wijziging van deze begrotingen zullen U binnenkort worden aangeboden. De belastinguitkering uit het gemeentefonds kon volgens het oorspronkelijke wetsontwerp, regelende de financiële verhouding, op f. 10,91 per inwoner worden bepaald. Dit bedrag is in de be groting voor 1954 opgenomen en ook voor 1955 geraamd. Krachtens de in het wetsontwerp aangebrachte wijziging, hiervoren vermeld, is de ondememingsbelasting, die voor de berekening van de belas tinguitkering in aanmerking wordt genomen, aanmerkelijk verhoogd. De Minister van Financiën heeft ons bij schrijven van 1 September j.l. toen de ontwerp-begroting 1955 reeds in druk was, medege deeld, dat het basisbedrag per inwoner f. 13,53 zal bedragen. Evenals de algemene uitkering ondergaat de belastinguitkering een procentuele verhoging of verlaging, al naar gelang het voor dit doel in het gemeentefonds te storten aandeel in de opbrengst van een aantal rijksbelastingen toelaat. In de ontwerp-begroting voor 1954 is terzake uitgegaan van een percentage van 103, doch de Minister van Financiën heeft ons in September 1953 medegedeeld, dat voor 1954 slechts een percen tage van 99,25 kan worden aangehouden. In de ontwerp-begroting voor 1955 hebben wij wederom een percentage van 103 opgenomen. Blijkens mededeling van de Minister van Financiën bij de behan deling van meergenoemd wetsontwerp in de Tweede Kamer laat het zich echter aanzien, dat de uitkering voor 1953 en 1954 zal kun nen geschieden tot 109/ van het basisbedrag, ja, wellicht tot 114/. De vraag rijst, of de verhoogde belastinguitkering zonder meer aan onze gemeente zal worden uitgekeerd, dan wel of tenge volge van deze verhoging een korting op de te verwachten hogere algemene uitkering zal worden toegepast, nu laatstgenoemde ver hoging slechts wordt toegekend aan een gemeente, welke haar in komstenheffingen uit eigen hoofde tot een redelijk peil heeft

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1954 | | pagina 265