- 13 - 4. Bij de beoordeling van de aanvragen ware t.a.v. de aanwe zige reserves te handelen overeenkomstig de volgende ge dachten a. algemene reserve. 1/30 gedeelte van deze reserve wordt gerekend te kunnen strekken tot versterking der algemene inkomsten. b. saldi-re serve Deze wordt buiten aanmerking gelaten, voor zover het be schikbare saldo niet hoger is dan een bedrag, gelijk aan het aantal inwoners op 1 Januari 1953 vermenigvuldigd met f. 7,50. Het meerdere wordt geacht aan de algemene reserve te kunnen worden toegevoegd en volgt regel a. c. reserve uitkeringen gemeentefonds 1948/1950. Deze reserve wordt bij de beoordeling der algemene inkom sten buiten beschouwing gelaten. 5. Be nadelige saldi van de gewone diensten t/m 1947 worden voor 2/30 gedeelte tot de uitgaven van de gewone dienst gerekend. Ben eventueel nadelig verschil op de saldi reserve 1948/1952 wordt naar gelang van oorzaken en omstandigheden afzonderlijk beoordeeld. 6. Voor de verdere beoordeling van de nodig geachte uitgaven van de gewone dienst wordt, indien het onvermijdelijk is de be groting 1953 (1954) mede in de beoordeling te betrekken, uit gegaan van wettelijk vastgestelde verplichtingen en normen en overigens zo mogelijk van gemiddelden of gebruikelijke normen in soortgelijke gemeenten, met dien verstande, dat: 7. voor onvoorziene uitgaven wordt uitgegaan van een bedrag van f. 1,50 per inwoner; (dit wil niet zeggen, dat voor de bepa ling der behoefte voor elke gemeente een post voor onvoorzie ne uitgaven van f. 1,50 per inwoner in aanmerking wordt ge nomen; dit kan mede afhangen van de indruk, welke van de overige ramingen wordt verkregen). 8. in afwachting van de behandeling van het wetsontwerp betref fende het kleuteronderwijs invoering of verhoging van het subsidie voor dit onderwijs in het algemeen niet ten laste van het gemeentefonds kan worden gebracht; (matige verho gingen kunnen, geval voor geval te beoordelen b.v. in ver band met stijging van lonen en prijzen, niettemin worden aanvaard) 9. met de salarisverhoging, welke te rekenen van 1 Januari af is of wordt ingevoerd, geen rekening wordt gehouden; (hier voor is de na-uitkering uit het gemeentefonds 1951 bestemd, welke overigens dus niet tot de algemene middelen 1953 be hoeft te worden gerekend). 10. Kapitaalsuitgaven. Voor een belangrijk gedeelte vloeit de aangevraagde verho ging voort uit de gevolgen van de gewone dienst van nodig ge achte kapitaalsuitgaven. In beginsel zal niet worden getre den in een beoordeling van de noodzakelijkheid en het be lang van elk afzonderlijk project. Getracht moet worden te komen tot een algemene - zij het'globale - maatstaf ter be paling van het bedrag, dat kan worden aanvaard. Als zodanige maatstaven te beschouwen de gemiddelde kapitaalsuitgaven over het laatste jaar in de groep van gemeenten van overeen komstige grootte, alsmede het bedrag der kapitaalsuitgaven van dezelfde gemeente over de laatste 5 jaren. - 14 - Be ze maatstaven zullen niet kunnen worden gehanteerd als een absolute norm; in verschillende gevallen zal ongetwij- moeten worden bekeken, of en in hoeverre afwi j- nodig en aannemelijk is. Hierbij zullen de feld nader king daarvan voorgelegde plannen alsdan op hun strikte en onmiddellijke noodzakelijkheid moeten worden getoetst, wat in het bij zonder geldt voor plannen tot bouw van raadhuizen, aanleg van zwembaden (en verbetering) van wegen, rioleringen enz. Nu de regering een plan heeft opgesteld tot geleidelijke in onrendabele gebieden (met sub- niet kunnen worden aanvaard, dat rangorde van dit plan ten laste van vooruitgelopen. Wettelijk verplich- cholen, zullen wel moeten .nde, dat de eis mag worden aanleg van waterleiding sidie van het Rijk), zal door de gemeenten op de het Gemeentefonds wordt te uitgaven, als worden aanvaard, b.v. bouw van met dien verst? gesteld, dat geen voorrang is en wordt gegeven aan andere, niet verplichte kapitaalswerkenwaarvan de uitvoering zon der overwegende bezwaren kan of had kunnen worden uitge steld. Speciale aandacht zal ook moeten worden geschonken aan de termijnen, waarin de gemeenten de kapitaalsuitgaven willen afschrijven, welke ongeveer evenredig zullen moeten zijn aan de geschatte levensduur van het object. 11. Mede in verband met de rente en afschrijving van de sub 10 bedoelde kapitaalsuitgaven, kan de verhoging van de alge mene uitkering over verschillende jaren tot afzonderlijke bedragen worden toegekend. 12. Bij de beoordeling van de aanvrage wordt zoveel mogelijk de gehele periode 1 953/1955 daarin betrokken. Dit houdt in, dat, behoudens in zeer bijzondere omstandigheden, wordt ge adviseerd voor dezelfde gemeenten niet elk jaar opnieuw een aanvraag in behandeling te nemen. 13. Er zal zoveel mogelijk naar gestreefd moeten worden, dat de onderlinge verhoudingen van de verdeling der beschikbare middelen voor de verschillende provincies in dezelfde groe pen van gemeenten verbeteren. 14. Be ontvangen en nog te ontvangen na-uitkeringen wegens op brengst van ondememingsbelasting worden, hoewel deze in komsten tot de normale dekkingsmiddelen behoren, bij het advies tot verhoging der uitkering uit het Gemeentefonds voorshands buiten aanmerking gelaten. Zodra tot definitieve vaststelling der (verhoogde) uitkeringen kan worden over gegaan, kunnen de alsdan wegens ondernemingsbelasting over 1953 en eventueel 1954 ontvangen bedragen daarin worden ver disconteerd. Dit impliceert, dat indien reeds thans bekend is, dat een gemeente zoveel uit de zgn. na-uitkering ont vangt, dat haar begroting voor 1953 (en volgende jaren) daarmede sluitend kan worden gehouden, de aanvraag voor dat jaar (deze jaren) moet worden afgewezen. 15. Met het oog op een vlotte behandeling zal een incidentele beoordeling door de commissie in het algemeen achterwege worden gelaten, indien de aan een gemeente toe te kennen algemene uitkering beneden een nader vast te stellen be drag blijft.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1954 | | pagina 271