afzonderlijk en tezamen aan de Raad verantwoording schuldig
zijn voor het gevoerde beheer.
Het is duidelijk, dat Burgemeester en 'Jethouders bij de
uitoefening van het beheer van de bedrijven de bijstand van
ambtenaren nodig hebben, welke bijstand met betrekking tot
de dagelijkse leiding van het bedrijf aan een directeur
wordt opgedragen. Het is moeilijk nauwkeurig aan te geven,
waar de begrenzing ligt tussen "beheer" en "dagelijkse lei
ding". Aangezien de dagelijkse leiding van het bedrijf onder
toezicht van het college in handen van de directeur is ge
legd, zal het geheel van de omstandigheden afhangen, welk
gedeelte van hun bevoegdheden Burgemeester en Wethouders aan
de directeur wensen te delegeren.
HOOFDSTUK IIFinancieel beheer.
Krachtens de Gemeentewet worden voor de takken van
dienst, ten aanzien waarvan artikel 252 van toepassing is
verklaard, afzonderlijke begrotingen vastgesteld, waarop in
gevolge artikel 265 van de Gemeentewet de rekening aansluit.
De wet zegt niet met zoveel woorden, dat uit de aan
wijzing volgens artikel 252 een zelfstandige financiële ad
ministratie voortvloeit. Met de aanwijzing van een tak van
dienst wordt in de regel beoogd een beter inzicht te ver
krijgen in de financiële positie van een bepaald onderdeel
van de gemeente huishouding, hetgeen niet mogelijk is door de
ontvangsten en uitgaven door de gemeentebegroting en -reke
ning te laten lopen.
In artikel 5 van de ontwerp-beheersverordening is de
noodzakelijk geachte financiële zelfstandigheid van de aan
gewezen takken van dienst tot uitdrukking gebracht.
Ten einde er van verzekerd te kunnen zijn, dat de regis
tratie van het vermogen van een tak van dienst en de wijzi
gingen, die in de loop van een kalenderjaar hierin optreden,
objectief worden vastgelegd, is het de laatste jaren algemeen
gebruikelijk de administrateur van een bedrijf zelfstandig
verantwoordelijk te stellen tegenover Burgemeester en Wethou
ders voor de boekhouding en het geldelijk beheer van het be
drijf. In de ontwerp-beheersverordening is de positie van de
administrateur in artikel 6 dienovereenkomstig geregeld.
Haast de zelfstandige administrateur zijn in de ontwerp
verordening de nodige bepalingen opgenomen omtrent het beheer
der kasmiddelen en centralisatie van kasgelden. Afhankelijk
van de omvang van de bedrijven is dit kasbeheer toegedacht
aan een zelfstandige kassier, die onder toezicht van de admi
nistrateur is gesteld. De kassier is voor zijn kasbeheer per
soonlijk aansprakelijk.
Met het oog op een goede controle op het kasbeheer is in
artikel 6, lid 3, de bepaling opgenomen, dat voor een bedrijf,
waar de administrateur tevens als kassier moet fungeren, op
name van gelden in rekening-courant of beschikking over saidi
bij de postcheque- en girodienst, alleen mogelijk is door
mede-ondertekening van een door Burgemeester en Wethouders aan
te wijzen ambtenaar.
Ten behoeve van de nodige coördinatie met de administra
tie van de algemene huishouding der gemeente, is in artikel 7
bepaald, dat Burgemeester en Wethouders nadere voorschriften
geven voor het inrichten en bijhouden van de bedrijfsadmini
straties. Door deze bepaling is het tevens mogelijk uniformi
teit"
teit in de administratie te bevorderen, waardoor het algemeen
inzicht in de financiële positie van de gemeente wordt verge
makkelijkt
Ten einde het toezicht op de bedrijfsvoering zo goed mo
gelijk te kunnen houden, is in artikel 9, lid 2, de bepaling
oprenomen, dat voor betaling van rekeningen boven een bedrag
van f. 500,- de fiatverklaring is vereist van de voorzitter
van de commissie van bijstand voor het desbetreffende bedrijf.
Sedert de wijziging van de "Begrotings- én rekenings
voorschriften 1931", welke wijziging per 1 Januari 1952 in
werking is getreden, wordt in de kapitaalbehoefte van een be
drijf voor de financiering van vaste bezittingen en voorraden
door de gemeente voorzien, tegen een rentepercentage, dat de
gemeente ter financiering van haar investeringen van de gehele
huishouding der gemeente in enig jaar heeft moeten opbrengen.
De door afschrijving op bezittingen vrijgekomen middelen
worden door de bedrijven aangewend ter aflossing van schuld
aan de gemeente. Bij vervreemding van bezittingen moet de
boekwaarde van het desbetreffende object aan de gemeente in de
vorm van buitengewone aflossing op de kapitaalschuld worden
afgelost. Het vorenstaande geldt eveneens, indien de boekwaar
de van de voorraad aan het begin van het dienstjaar de waarde
van de voorraad aan het einde van het dienstjaar overtreft en
wel tot het bedrag van het verschil in deze boekwaarde. Een en
ander is geregeld in de artikelen 13 en 15 van de ontwerp-ver-
ordening.
Aan de regeling van de afschrijving is een afzonderlijk
artikel gewijd. Afschrijving moet zich richten op het boek
houdkundig vastleggen van de waardevermindering, dat een ac
tief door slijtage of andere oorzaken ondergaat. Bij het in
gebruik stellen van een actief zal de afschrijving worden be
paald aan de hand van de aangenomen levensduur, welke uiter
aard op schattingsfactoren berust. Periodiek zal moeten wor
den nagegaan, of de geschatte waardevermindering de werkelijk
heid benadert. In verband hiermede verdient het geen aanbeve
ling de afschrijvingspercentages op investeringen in de be-
heersverordening te regelen.
Het periodiek bepalen van de afschrijving bij de vast
stelling van de begroting is blijkens Koninklijk Besluit van
5 Juli 1954, no. 24, niet toelaatbaar, omdat bij verschil van
gevoelen omtrent de te volgen afschrijvingspolitiek tussen
Gedeputeerde Staten en de Raad direct de procedure van ont
houding van goedkeuring aan de begroting zou moeten worden ge
volgd, met alle daaraan verbonden bezwaren.
In verband hiermede is in artikel 14 van de ontwerp-be
heersver ordening bepaald, dat de afschrijving op investeringen
periodiek bij raadsbesluit zal worden geregeld, welke beslui
ten aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten zijn onderwor
pen.
Slijtage vormt niet de enige oorzaak van waardeverminde
ring van een actief. Waardevermindering kan tevens optreden
door breuk, veroudering, mechanisatie, modernisering en andere
factoren, welke van te voren moeilijk meetbaar zijn.
Met het oog hierop is in artikel 14, lid 3, bepaald, dat
extra afschrijving op een object mogelijk is bij een besluit
van de Raad tot vaststelling van de primitieve begroting of
tot wijziging van de begroting.
Voor de reservevorming is een in algemene bewoordingen
gestelde redactie gekozen, omdat de reservevorming ten behoeve
van de bedrijven van zeer uiteenlopende aard is.
"In-"
K