2. De in het eerste lid bedoelde tabel, welke voor de eerste
maal in 1955 wordt vastgesteld en tenminste eenmaal in de
vijf jaren wordt herzien, behoeft de goedkeuring van gede
puteerde staten.
3. De volgens het eerste lid berekende afschrijvingen worden
in de begroting van een bedrijf opgenomen. Bij de vast
stelling van deze begroting, of zo nodig bij afzonderlijk,
in de bedrijfsbegroting te verwerken, besluit, kan de ge
meenteraad besluiten tot toepassing van extra-afschrijvingen
of - zo daartoe bijzondere aanleiding is - tot andereaf
wijkingen van de in het eerste lid vervatte regelen.
Artike 1 15
1. Elk bedrijf lost op het door de gemeente verstrekte kapi
taal jaarlijks een bedrag af, gelijk aan de afschrijving
op de bezittingen van het bedrijf.
2. Buitengewone aflossing heeft plaats, indien een bedrijf
door overdracht van bezittingen aan de gemeente, aan ande
re bedrijven of aan derden, door ontvangst van aflossingen
op aan derden verstrekte geldleningen of op andere wijze
kapitaalsmiddelen verkrijgt.
3. Indien de gemeente kapitaal aan een bedrijf heeft verstrekt
voor het vormen van voorraden, heeft buitengewone aflossing
bovendien plaats tot het bedrag, waarmede het voor deze fi
nanciering verstrekte kapitaal aan het einde van het dienst
jaar de boekwaarde van deze vooriaden overtreft.
Artikel 16.
1. De gemeenteraad kan besluiten bij een bedrijf of bij een
groep van bedrijven een of meer reserves te vormen.
2. Het beschikken over een reserve ten behoeve van het bedrijf
of de groep van bedrijven, waarbij deze reserve is gevormd,
of ten behoeve van de algemene dienst van de gemeente en
het al of niet aan een reserve toevoegen van de hiermede ge
kweekte, c.q. bespaarde rente, worden bij besluit van de
gemeenteraad geregeld.
3» De in dit artikel bedoelde besluiten worden in de desbetref
fende bedrijfsbegroting opgenomen.
Artike1 17
1. De directeur dient jaarlijks vóór 1 Juni bij burgemeester
en wethouders het door hem ondertekende en door de admini
strateur voor "gezien" getekende ontwerp der bedrijfsbegro
ting voor het volgend jaar in met de daarbij behorende toe
lichting.
Het ontwerp wordt, onverminderd het bepaalde in de begro
tingsvoorschriften 1931, ingericht volgens door burgemeester
en wethouders gegeven voorschriften.
2. Burgemeester en wethouders bieden het ontwerp der bedrijfs-
begroting, al dan niet gewijzigd, de gemeenteraad ter vast
stelling aan, tegelijk met het ontwerp van de gemeente
begroting.
Artikel 18.
1. De posten v?)n de begroting mogen, voor zover de lasten en
kapitaalsuitgaven betreft, niet worden overschreden.
2. Besluiten van de gemeenteraad, waarbij machtiging wordt ver
leend tot af- en overschrijving op posten der begroting,
behoeven de goedkeuring van gedeputeerde staten;
a. indien zij betreffen af- en overschrijvingen van of op de
post afschrijving;
b. indien als gevolg van de af- en overschrijving de gemeente
begroting moet worden gewijzigd;
c. indien zij betreffen af- en overschrijvingen van en op
posten van de kapitaaldienst.
3. De besluiten, welke ingevolge het tweede lid de goedkeuring
niet behoeven, worden aan gedeputeerde staten ter kennisne
ming gezonden.
Artikel 19*
1. De administrateur dient jaarlijks voor 1 Mei de door hem
ondertekende en door de directeur voor "gezien1, getekende
rekening van het bedrijf over het afgelopen jaar bij burge
meester 'en wethouders in. De rekening wordtonverminderd
het bepaalde in de rekeningsvoorschriften 1931, ingericht
volgens door burgemeester en wethouders gegeven voorschrif
ten.
2. Burgemeester en wethouders doen voor 1 November aan de ge
meenteraad de verantwoording over het afgelopen jaar, als
bedoeld in artikel 265 der gemeentewet.
HOOFDSTUK III.
Bijzondere bepalingen voor het grondbedrijf.
Artikel 20.
1. De aan de gemeente toebehorendevoor exploitatie bestemde
gronden, welke daartoe bij een besluit van de gemeenteraad
zijn aangewezen, worden afzonderlijk beheerd in het grond
bedrijf.
2. Ook andere, daartoe bij besluit van de gemeenteraad aange
wezen, onroerende goederen kunnen in het grondbedrijf wor
den beheerd.
Artikel 21.
1. De inbreng van de na het in werking treden dezer verorde
ning in eigendom te verkrijgen gronden of van andere on
roerende goederen geschiedt in de regel onmiddellijk na
het passeren van de akte van overdracht.
2. Tegelijk met het besluit van de gemeenteraad, waarbij tot
inbreng wordt besloten, wordt het bedrag vastgesteld, waar
tegen de inbreng geschiedt.
3. Indien de inbreng plaats vindt binnen zes maanden na het
in het eerste lid van dit artikel genoemde tijdstip, ge
schiedt deze voor de kosten van eigendomsverkrijgingten
zij de gemeenteraad in enig geval anders besluit.
4. Heeft de inbreng niet binnen de in het voorgaande lid ge
noemde termijn plaats, dan wordt het bedrag van de inbreng
door de gemeenteraad vastgesteld.
Artikel 22.
1. De in het grondbedrijf gebrachte gronden worden gesplitst
in drie groepen, te weten', bouwterreinen, cultuurgronden
en uitgegeven terreinen. De in artikel 20, lid 2, bedoelde
onroerende goederen worden eveneens als afzonderlijke groep
geadministreerd.