Groep 5 per week:
bij aanvang 77>28
na 1 jaar 78*72
na 2 jaar 80,16
na 3 jaar 82,08
na 4 jaar 8/;.,--
Groep 6 per week:
bij aanvang 81,60
na 1jaar 3 3,04
na 2 jaar 84,48
na 3 jaar 06,40
na 4 jaar 33,32
x) Nadat het maximum voor de groep na 1 januari 1954 één, twee of
drie jaren is genoten, v:ordt dit maximum vermeerderd met 0,4P
0,36 onderscheidenlijk 1,44 per week.
Artikel 15 van de Loonregeling 1947 wordt nader vastgesteld als volgt:
De lonen van do ambtenaren, bedoeld in het tweede lid van artikel
2 dezer verordening (jeugdige ambtenaren op weekloon) bedragen
voor
Groep 1 per week:
leeftijd 14 jaar 12,96
leeftijd 15 jaar 16,80
leeftijd 16 jaar 21,60
leeftijd 17 jaar 27,84
leeftijd 18 jaar 33,60
leeftijd 19 jaar 39,36
leeftijd 20 jaar 45,60
leeftijd 21 jaar 52,32
Groep 2 por week;
12,96
leeftijd
14
jaar
leeftijd
15
jaar
1!
16,80
leeftijd
16
jaar
II
21,60
leeftijd
17
jaar
II
27,84
leeftijd
18
jaar
II
34,08
leeftijd
19
jaar
40,32
leeftijd
20
jaar
II
47,52
leeftijd
21
jaar
II
54,72
Groep 3 Per week:
leeftijd
14
jaar
12,96
leeftijd
15
jaar
II
16,80
leeftijd
16
jaar
II
21,60
leeftijd
17
jaar
27,84
leeftijd
13
jaar
;i
34,08
leeftijd
19
jaar
M
40,32
leeftijd
20
jaar
11
47,52
leeftijd
21
jaar
11
55,20
leeftijd
22
jaar
it
62,88
Groep 4 Per week:
leeftijd
14
jaar
12,96
leeftijd
15
jaar
1
16,80
leeftijd
16
jaar
11
21,60
leeftijd
17
jaar
II
27,84
leeftijd
18
jaar
II
35,04
leef tijd
19
jaar
II
42,72
leeftijd
20
jaar
II
50,40
leeftijd
21
jaar
II
57,60
leeftijd
22
jaar
65,28
Herziening der toelagen.
Artikel 2
1. Een toelage, welke krachtens een der artikelen 13 of 14 van de Bezoldi
gingsverordening 1946 geldt voor een ambtenaar, wiens ambt is ingedeeld
in bijlage A van die verordening, ?/ordt verhoogd.'
a. met 6%;
b. met 563 van het aldus gevonden bedrag, met dien verstande dat de
onder b bedoelde verhoging slechts wordt toegepast voor zover zij
tezamen met de verhoging, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b,
een bedrag van 32,20 per maand niet te boven gaat.
2. Het voorgaande lid is niet van toepassing ten aanzien va.n een toelage,
■welke na de inwerkingtreding van deze verordening krachtens artikel 13
van de Bezoldigingsverordening 1948 wordt verleend.
Artikel 5
1. Gerekend van 1 september 1957, dan wel, ingeval het loon per week wordt
uitbetaald, gerekend van de eerste dag van de loonweek, waarin 1 sep
tember 1957 viel, worden voor de ambtenaar, die de leeftijd van 65 jaar
heeft bereikt, het salaris en de toelagen, bedoeld in artikel 2, ver
minderd met 3,6 deel, met dien verstande, dat deze vermindering in
105,6
totaal niet meer bedraagt dan 32,20 per maand.
2. Voor de ambtenaar, die na 1 september 1957 de leeftijd van 65 jaar be
reikt, vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing met ingang van
de eerste dag van de maand, dan wel, ingeval het loon per week wordt
uitbetaald, met ingang van de eerste dag van de loonweek, volgende op
die, waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
Artikel 4
De bedragen der kortingen voor het van gemeentewege verstrekte genot
van kost en inwoning, woning, vuur, licht en water ondergaan tengevolge
van het tot stand komen dezer verordening geon wijziging.
Artikel 5
Bedragen,welke aan een ambtenaar of diens nagelaten betrekkingen dan
wel aan een werknemer in de zin van de Arbeidsovereenkomstenverordening
of diens nagelaten betrekkingen na 1 januari 1957 moeten worden uitbe
taald, terwijl zij afgeleid zijn van de bezoldiging of het loon, genoten
op een tijdstip voor die datum, worden, voorzoveel daarover premie inge
volge de Algemene Ouderdomswet is verschuldigd, verhoogd met een bedrag,
gelijk aan 56 maal het bedrag van de hicrbedoelde premie, zoals dat
6,75
zonder toepassing van dit artikel zou worden vastgesteld.
Uitkering van 10% over genoten kindert0ej._age of kindertoeslag
Artikel 3
1. Voor elk der maanden oktober, november en december van het jaar 1956,
waarin de ambt naar en de werknemer in de zin van de Arbeidsovereen
komstenverordening over tenminste zestien dagen een kindertoelage of
kindertoeslag ingevolge de Kindertoelagovcrordening hebben genoten,
zonder dat deze kindertoelage of kindertoeslag was berekend op de voet
van de Kinderbijslagwet, wordt aan hen een uitkering toegekend ten be
drage van 10',3 of 43-5'/« van hetgeen zij uit dien hoofde op 1 oktober
1956 por maand, onderscheidenlijk per week genoten. Voor hen, die op
1 oktober 1956 nog niet de hoedanigheid van ambtenaar of werknemer in
"de"