re afwijkingen ten opzichte van bedoeld rapport zijn gespecificeerd: als volgt: rapport thans 20-2-57 aangehouden 1 aantal aansluitingen aan het "begin van de berekeningsperiode 2. gemiddelde jaarlijkse toeneming van het aantal aansluitingen 5. lengte hoofdbuizennet van het begin van de berekeningsperiode in km 4. gemiddelde jaarlijkse toeneming van het gasverbruik: a. kleinverbruik b. grootverbruik 5. totaal verbruik over de berekeningspe riode in eenheden van 4000 k.oal. 21 .075 250 159 5 51" 21.600 375 165 2/t 3t?/° 522.722.709 413.469.000 Wij hebben welbewust de zoer optimistische verwachtingen van het toe komstige gasverbruik teruggebracht tot naar onze mening thans aanvaardbare percentages. Bit betekent geen kritiek op de samenstellers van het rapport van februari 1957, omdat ten tijde van het opstellen daarvan het Leeuwarder gasbedrijf inderdaad zeer gunstige verbruikscijfers te zien gaf. Deze zijn inmiddels echter in ongunstige zin gewijzigd. Wij werden tot deze herbe rekeningen overigens ook min of meer gedwongen, doordat wij voor de bere keningen ten aanzien van gekraakt gas uiteraard gebruik moesten maken van de laatst bekende gegevens. Het is duidelijk, dat een juiste vergelijking tussen beide systemen alleen mogelijk is, indien aan de daarvoor opgestelde berekeningen dezelfde uitgangsoijfers ten grondslag liggen. Als berekeningsperiode hebben wij in navolging van het rapport van 20 februari 1957 20 jaren aangehouden. Daarvoor gelden een drietal redenen: a. het met het rijk te sluiten contract heeft een werkingsduur van 20 jaren, zodat over die periode de leveringsvoorwaarden vast staan; b. een berekening over een kortere periode kan door allerlei toevallige omstandigheden worden beïnvloed en kan daardoor te veel gaan lijken op een momentopname; c. over een langere periode worden de schattingen van toekomstig verbruik en aantal aansluitingen te onzeker. Aan dit voorstel hebben wij als bijlagen toegevoegd de voor de beide methoden opgestelde kostprijsberekeningen met de nodige toelichting. De zeer ingewikkelde en technische berekeningen ter benadering van het gasver- lies bij distributie van puur aardgas onder hoge druk hebben wij niet bij gevoegd. Zij liggen echter voor U op de gebruikelijke wijze ter inzage. Met nadruk willen wij U er op wijzen, dat de aldus berekende kostprijzen worden geacht te zijn "af fabriek", zodat zij voor een beoordeling van de rentabiliteit van het bedrijf niet kunnen dienen. Daarvoor moeten ook de z.g. distributie- en afleveringskosten in aanmerking worden genomen. Aange zien laatstgenoemde kosten bij beide methoden gelijk zijn, kunnen zij voor de thans te nemen beslissing buiten beschouwing blijven. Zoals uit do be rekeningen moge blijken, bedraagt het verschil in kostprijs ruim 0,9 Ct. per eenheid, ten voordele van de distributie van puur aardgas. Dit betekent per jaar, uitgaande van een gemiddeld verbruik van 20.000.000 eenheden, een kostenverschil van minstens 180.000,--. Hoewel dit kostenverschil van een zodanige omvang is, dat wij "0" op grond hiervan reeds moeten voorstellen het omvormen van aardgas te staken en over te gaan tot het distribueren van puur aardgas, menen wij de volgende overwegingen, die bij het bepalen van ons standpunt mede van invloed zijn geweest, niet ie mogen onthouden. "Puur" Puur aardgas bezit van nature de eigenschappen, die nodig zijn om het zowel voor klein- als voor grootverbruikers geschikt te doen zijn, hoewel de brandeigenschappen eerst goed tot hun recht komen na een noodzakelijke aanpassing van de verbruiksapparatuurDe benodigde energie is echter zonder meer beschikbaar. Bij het omvormen van aardgas op thermische basis moet oen tweede grond stof, en wel cokes, worden gebruikt. Dit geeft weliswaar aanleiding tot het beschikbaar komen van een extra hoeveelheid gas, maar daartegenover gaat bij het omvormen zelf een hoeveelheid energie verloren. Indien dit verlies een lagere kostprijs van het eindprodv k t tot gero.'gzju hebben, zou er aanlei ding zijn om toch dit systeem te handhaven, daarbij stellende, dat de pro blemen met betrekking tot de nationale grondstoffenpositie voor de beslis sing van een gemeentebestuur buiten beschouwing kunnen blijven. Ook al zou den wij de laatste gedaohtengang volkomen tot de onze maken, dan kan een plaatselijk bestuur toch niet voorbijgaan aan de vraag, of de benodigde grond stoffen voor haar procédé in voldoende naxe beschikbaar zullen blijven en zo ja, of de daarvoor te betalen prijzen redelijk zullen zijn. Een afdoend antwoord hierop kunnen wij uiteraard niet geven. Wel zijn wij van oordeel, dat het op zijn minst twijfelachtig is, of de voor thermisch kraken noodza kelijke grondstoffen in do komende decennia in voldoende mate en voor rede lijke prijzen voorhanden zullen zijn. Tenslotte willen wij niet onvermeld laten het feit, dat het kraken van gas vrij belangrijke personeelslasten met zich brengt. Weliswaar kunnen deze door de voortgaande automatisering in de toekomst wellicht worden gedrukt, doch het aantal daaraan tegenwerkende factoren (verhoging sociale lasten, werktijdverkorting, enz.) is moeilijk te bepalen. Deze personeelslast bergt een element van onzekerheid in zich, dat niet valt weg te redeneren. Wij zouden onjuist handelen door U wel de risico's, verbonden aan het kraken van aardgas,voor te houden, dooh die, verband houdende met de dis tributie van puur aardgasbuiten beschouwing te laten. Hierbij zij voorop gesteld, dat wij ons bij het distribueren van puur aardgas hebben voorge steld, dat voorshands te doen onder een druk van 300 mm waterkolom. Dit is de druk, die het rijk op grond van de brandeigenschappen van puur aardgas en de uniformiteit van distributiedrukwenselijk acht. De argumenten, die daaraan ten grondslag liggen, kunnen hier verder in het midden worden gela ten. Wel willen wij opmerken, dat hot technisch mogelijk is aardgas onder een druk van 70 mm w.k, te distribueren, waardoor, wat de druk betreft, geen verschil zou ontstaan met de druk, waaronder thans te Leeuwarden het gas wordt gedistribueerd. De problemen,die aan de distributie van puur aard gas onder lage druk verbonden zijn, hebben vrij echter nog niet volledig kunnen overzien, zodat wij deze wijze van gasdistributie vooralsnog niet in onze conclusies kunnen betrekken» Het ligt voor de hand, dat door de distributie van gas onder een hoge druk de lekverliezen toenemen. Wanneer voorts nog rekening wordt gehouden met de hogere calorische waarde van het gas (bij puur aardgas 8500 k. cal. per m3tegen thans 4800)dan heeft dit tot gevolg, dat de lekverliezen in het eerste jaar van distributie tot oen hoge waarde kumen oplopen. Een van de kostenfactoren bij de distributie van puur aardgas is dan ook het op sporen en dichten van lekken, die zich in de lassen van het hoofdbuizennet en van de dienstleidingen voordoen, In het eerder aangehaalde rapport van 20 februari 1957» waarin het verlies is berekend op 14 s 07 f°i zijn de daar bij betrokken deskundigen er van uitgegaan, dat het lekverlies, althans naar volume, na verloop van enkele jaren teruggebracht kan worden tot de thans normaal geachte hoeveelheden. Met deze opvatting hebben wij ook in onze kostencalculaties rekening gehouden. De tijd zal evenwel moeten leren, of de toestand van het buizennet hier ter plaatse deze vooronderstelling wettigt. De lekverliespercentages zoals deze zich over een betrekkelijk korte periode in de onderscheidene gemeenten, die puur aardga.s onder hoge druk distribueren, hebben voorgedaan, lopen sterk uiteen. Het trekken van een algemene conclusie is daardoor moeilijk. In onze becijferingen zijn wij uitgegaan van een totaal aan gasverlies van 15,3 M. Het verschil tussen de "kostprijs"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1957 | | pagina 448