No. 5429 b.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 april
1958 (bijlage no. 101);
Gezien het schrijven van het Centraal Bureau inzake gemeenschappe
lijke behandeling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden d.d.
17 oktober 1957no* 410;
B E S L U I T i
vast te stellen de volgende
VERORDENING tot wijziging van de Arbeids
overeenkomstenverordening.
Artikel I
Artikel 19. 1e lid,wordt gewijzigd als volgt:
1, De werknemer, die wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn arbeid
te verrichten, ontvangt gedurende 12 maanden zijn volle loon, geduren
de de daaropvolgende 6 maanden 2/3 gedeelte van zijn loon en gedurende
de daaropvolgende 6 maanden de helft van zijn loon, met dien verstande,
dat het loon niet langer wordt uitbetaald dan tot de dag,waarop de
werknemer 65 jaar wordt, tenzij hij bij de aanvang van de verhindering
reeds de leeftijd van 64 jaar had bereikt, in welk geval het loon
wordt uitbetaald tot uiterlijk een jaar na de aanvang van de verhinde
ring onder aftrek van hetgeen de betrokkene eventueel aan pensioen op
grond van zijn pensionering ingevolge de Pensioenwet 1922 (S 240) en/of
aan pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet ontvangt.
Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:
1. Indien de ziekte of het ongeval in verband met zijn dienstbetrekking is
ontstaan en de werknemer na afloop van de voor hem ingevolge artikel
19, eerste lid, geldende termijn geheel of gedeeltelijk ongeschikt is
tot werken, ontvangt hij, wanneer hij te dier zake geen aanspraak heeft
op een uitkering krachtens een wettelijke ziekte- of ongevallenverzeke
ring, gedurende de tijd van zijn gedeeltelijke of gehele ongeschikt
heid tot werken een uitkering tot zodanig bedrag, als hem krachtens de
Ongevallenwet 1921 en de Kinderbijslagwet zou toekomen, indien hij
daaraan recht op uitkering zou ontlenen. Deze uitkering blijft beperkt
tot een zodanig bedrag,dat de gezamenlijke inkomsten aan uitkering en
pensioen krachtens de Pensioenwet 1922 (S 240) juncto de Algemene Toe-
slagwet voor gepensioneerden 1956 (S 617de in artikel 70 van de
eerstgenoemde wet bedoelde grens niet overschrijden.
2. Indien de werknemer ten gevolge van de ziekte of het ongeval,bedoeld in
het eerste lid, overlijdt, ontvangen zijn nagelaten betrekkingenwan
neer zij te dier zake geen aanspraak op een uitkering krachtens een
wettelijke ongevallenverzekering hebben, een uitkering tot zodanig be
drag en tot zodanig tijdstip, als hun krachtens de Ongevallenwet 1521
en de Kinderbijslagwet voor invaliditeits- en ouderdoms- en wezenren
te-trekkers (S I 309) zou toekomen, indien zij daaraan recht op uitke
ring konden ontlenen. Deze uitkering blijft beperkt tot een zodanig
bedrag,dat de gezamenlijke inkomsten aan uitkering en pensioen krach
tens de Pensioenwet 1922 (S 240) de in artikel 104 van deze wet be
doelde grens niet overschrijden.