9
Mo. 18?8.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 februari
1958 (bijlage no. 52);
BESLUIT:
aan W.C. de Zeeuw, Leeuwrikstraat 121, alhier, tot 31 december 2030 in
erfpacht af te staan een perceel bouwterrein, gelegen aan de noordwestzijde
van de Valeriusstraattussen de Richard Holstraat en de Vivaldistraat
deel uitmakende van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden,
sectie D, no. 5144, ter grootte van plm. 1450 m2, op de bij dit besluit be
horende tekening roodomlijnd aangegeven, zulks onder de volgende voorwaar
den
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een grondwaarde van 39-540,--
en een rentevoet van 4ff" per jaar;
2. het door de belanghebbende ten kantore van het grondbedrijf gestorte be
drag van 1.977,--, als waarborg voor de nakoming der voorwaarden, ver
valt aan de gemeente, indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, ten
zij burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen, te hunner beoor
deling, niettemin tot gehele of gedeeltelijke teruggave van de waarborg
som besluiten. Bij voldoening aan de voorwaarden wordt op aanvrage de
waarborgsom teruggegeven;
3. voor het eerst in het jaar 1995 en vervolgens steeds om de 25 jaren
wordt de waarde van de grond op dat tijdstip opnieuw door de gemeente
raad vastgesteld; de opnieuw vastgestelde grondwaarde strekt daarop tot
de volgende herziening tot grondslag van de canon;
4. zolang het erfpachtsrecht niet met toestemming van burgemeester en wet
houders is overgedragen, mag bebouwing door derden niet plaats hebben;
5. de erfpachtsakte moet notarieel worden verleden binnen een door burge
meester en wethouders te stellen termijn;
6. voor het overige zijn op dezo afstand in erfpacht van toepassing -voor
zover mogelijk en met het vorenstaande niet in strijd- de bepalingen be
treffende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tussen
Oostersingel en Cambuur3terpad en toebehorende aan de gemeente Leeuwarden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Vaststellen aantal wekelijkse lesuren vakonderwijs openbare scholen voor
zwakzinnige kinderen en toekennen voorschot bijzondere school voor zwak
zinnige kinderen, beide voor 1958.
Bijlage no. 33. Leeuwarden, 6 februari 1958-
Aan de Gemeenteraad.
Ingevolge artikel 36, 1e lid, van het Besluit buitengewoon lager onder
wijs 1949 bepaalt de raad van de gemeente, die ten behoeve van een of meer
openbare scholen, onderscheiden naar de in artikel 1 bedoelde soorten, vak
onderwijzers heeft aangesteld, vóór 1 maart van elk jaar voor elke daarvoor
in aanmerking komende soort van scholen het aantal wekelijkse lesuren(gedu
rende hetwelk vakonderwijs zal worden gegeven. Dit aantal wordt berekend
door deling van het totaal aantal per week te geven uren vakonderwijs door
het aantal verplichte leerkrachten aan die scholen.
De bij het openbaar buitengewoon lager onderwijs aan zwakzinnige kinde
ren werkzame vakonderwijzeres in de logopedie geeft van 1 januari 1958 af
15 lesuren per week. Het aantal verplichte leerkrachten aan beide scholen
voor zwakzinnige kinderen bedraagt voor 1958 tezamen 15, zodat het aantal
wekelijkse lesuren voor 1958 op 15 13 is 1 2/13 dient te worden bepaald.
Aan de Protestants-Christelijke school voor buitengewoon lager onder
wijs aan zwakzinnige kinderen, Droevendal 1alhier, is dezelfde vakonder
wijzeres ook reeds enkele jaren werkzaam. Op grond hiervan verzoekt het
bestuur van deze school in aanmerking te komen voor een voorschot op de in
artikel 36 van bovengenoemd besluit bedoelde vergoeding voor het jaar 1958.
Aangezien deze school 11 verplichte leerkrachten telt, kan het bestuur aan
spraak maken op een vergoeding van maximaal 11x1 2/13 is 12 9/15 uur vak
onderwijs per week, op basis van dezelfde beloning als de gemeente
aan haar vakleerkracht toekent, n.l. 229,-- per jaar voor elk wekelijks
lesuur van 60 minuten, verhoogd met 6 fo, met decompensatie wegens te betalen
A.O.V'.-premie ad 5,6 °/o en met de gebruikelijke vakantietoelage van 4 een en
ander vermeerderd met de niet op belanghebbende te verhalen pensioensbij
dragen en de uit de sociale wetgeving voortvloeiende uitgaven, met dien
verstande, dat de vergoeding in geen geval het bedrag der werkelijke uit
gaven mag overschrijden. Het voorschot wordt op gelijke wijze berekend als
deze vergoeding, terwijl na afloop van het kalenderjaar de afrekening met
het schoolbestuur plaats vindt onder overlegging van de nodige bewijsstuk
ken.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging te besluiten
overeenkomstig het hierna opgenomen ontwerp.
Burgemeester en 'Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Heulen, Burgemeester.
de Jong, Secretaris.
Verzonden 6 februari 1958.