Vaststellen aantal wekelijkse lesuren vakonderwijs openbaar buitengewoon
lager onderwijs aan zwakzinnige kinderen en toekennen voorschot bijzonder
buitengewoon lager onderwijs aan zwakzinnige kinderen, beide voor 1959
Bijlage no. 65. Leeuwarden, 25 februari 1959»
Aan de Gemeenteraad.
Ingevolge artikel 36, 1e lid, van het Besluit buitengewoon lager
onderwijs 1949 bepaalt de raad van de gemeente, die ten behoeve van een of
meer openbare scholen, onderscheiden naar de in artikel 1 bedoelde soorten,
vakonderwijzers heeft aangesteld, in'het begin van elk jaar voor elke daar
voor in aanmerking komende soort van scholen het aantal wekelijkse les
uren, gedurende hetwelk vakonderwijs zal worden gegeven. Bit aantal wordt
berekend door deling van het totaal aantal per week te geven uren vakonder
wijs door het aantal verplichte leerkrachten aan die scholen.
De bij het openbaar buitengewoon lager onderwijs aan zwakzinnige kin
deren werkzame vakonderwijzeres in de logopedie geeft 15 lesuren per week.
Het aantal verplichte leerkrachten bedraagt 14-
Het getal wekelijkse lesuren voor 1959 dient dus te worden bepaald
op 14 13 1 1/13.
Aangezien de in het vorige lid bedoelde vakonderwijzeres ook werkzaam
is bij het protestants-christelijk onderwijs aan zwakzinnige kinderen,
verzoekt het desbetreffende schoolbestuur in aanmerking te komen voor een
voorschot op de in artikel 36 van bovengenoemd besluit bedoelde vergoeding
voor het jaar 1959- Aan de van dit bestuur uitgaande scholen voor zwak
zinnigen zijn 12 verplichte leerkrachten verbonden, zodat het bestuur aan
spraak kan maken op een vergoeding van maximaal 12 x 1 1/13 12 12/13 uur
vakonderwijs per week op basis van dezelfde beloning als de gemeente aan
haar vakleerkracht toekent, n.l. 268,50 per jaar voor elk wekelijks les
uur van 60 minuten, vermeerderd met de niet op belanghebbende te verhalen
pensioensbijdragen en de uit de sociale wetgeving voortvloeiende uitgaven.
De vergoeding mag evenwel in geen geval het bedrag der werkelijke uit
gaven overschrijden. Het voorschot wordt op gelijke wijze berekend als de
definitieve vergoeding, terwijl na afloop van het kalenderjaar de afreke
ning met het schoolbestuur plaats vindt onder overlegging van de nodige
bewijsstukken.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging te besluiten
overeenkomstig het hierna opgenomen ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
A.A.M. van der Meulen, Burgemeester
de Jong, Secretaris.
Verzonden 4 maart 1959»