Het niet- of niet tijdig aangifte doen heeft ook een strafrechtelijke sanctie. Artikel 19 van de verordening bepaalt, dat met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van i-en hoogste driehonderd gulden wordt gestraft ieder, die verzuimd heeft tijdig aangifte te doen. Deze strafbepaling heeft echter alleen betrekking op de aangifte zelf en niet op de hoogte van de belasting. Ten einde in geval van verzuim van aangifte administratief hiertegen iets te kunnen uitrichten, achten wij het gewenst de belasting voor een hond, waarvan verzuimd is tijdig aangifte te doen, te verhogen» Deze ver hoging zal om bovengenoemde reden niet als een navordcringsaanslag moeten worden geregeld doch moet worden gezien als een administratieve sanctie op de niet tijdige vereiste aangifte en dient derhalve te worden opgenomen bij het tarief. Een verhoging van do belasting met 10,-- voor elke hond, waarvan ver zuimd is tijdig aangifte te doen, achten wij aanvaardbaar. Indien U zich kunt verenigen met bovengenoemde wijzigingen, kan van de ze gelegenheid tevens gebruik worden gemaakt de verordening op enlcole ande re punten te herzien. Volgons de bestaande verordening wordt een belasting geheven op-het houden van honden. Ilot verdient o.i. aanbeveling in dezen de wettelijke redactie te volgen en "een belasting op de honden" te heffen. Het belas- tingobjoct is bij deze belasting immers de hond. Voorts komt liet herhaaldelijk voor, dat in dc loop van een belasting jaar een houder van een hond zich in deze gemeente vestigt, en in de gemeente van herkomst voor dezelfde hond reeds over een gedeelte van het belasting jaar de verschuldigde belasting heeft voldaan. Wij zijn van mening, dat het aanbeveling verdient in deze gevallen de belastingplicht latei' te doen ingaan. Voor de redactie van het betrokken artikel verwijzen wij U naar ar tikel 6 van de ontwerp-verordening. In artikel 5 van de bestaande verordening zijn de vrijstellingen gere geld. Op billijkheidsgronden achten wij uitbreiding met de onderstaande go- vallen gewenst: 1. voor honden, welke aanwezig zijn in een door Burgemeester en Wethouders erkend asyl 2. voor kondon, waarvan de houder geen ingezetene der gemeente is en de hond niet langer dan drie maanden in het belastingjaar in de gemeente verblijft. Artikel 4 houdt een verbodsbepaling in, waarbij het aan belastingplich tigen is vorbodon, honden, welke zijn aangegeven als uitsluitend gehouden ten dienste van de landbouw of enig bedrijf van nijverheid, of ter bewaking van gebouwen of erven, los op de openbare wog te laten lopen. Hoewel tot opneming van deze verbodsbepaling van de zijde van de Minister van Binnenlandse Zaken geen bezwaar wordt gemaakt, achten '.rij het evenwel gewenst deze bepaling te laten vei vallen. Een hond gehouden ten dienste van de landbouw of enig- bedrijf van nijverheid blijft fiscaal gezien een hond, waarvoor een gereduceerd tarief geldt; ondanks het feit, dat oc-n dergelijke hond losloopt. Uit oen oogpunt van politiemaatregel, gaat hot o.i. bezwaarlijk op te verbieden, dat oen dergelijke hond, niet los mag lopen. Dit zou mot meer recht voor gewone honden kunnen gelden. Aangezien dit niet doenlijk is, achten wij dc uitzon dering voor iandbouwhonden e.d. niet gerechtvaardigd. De overige wijzigingen zijn van redactionele aard,Wij achten dozc nood zakelijk ten einde uniformiteit te verkrijgen in de belastingverordeningen. In verband mot liet grote aantal wijzigingen in de bestaande verordening verdient het om praktische redenen aanbeveling een geheel nieuwe verordening vast te stellen. Onder modedeling, dat de Financiële Commissie zich hiermede kan ver enigen, stellen wij U voor te besluiten overeenkomstig het hierbij gevoegde ontwerp-besluit Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.I.I. van der Heulen, Burgemeester. Verzonden 12 november 1959» de Jong, Secretaris. Ho. 14673» DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 11 november 1959 (bijlage no. 322); BESLUIT: vast te stellen de volgende VERORDENING op do heffing van een belas ting op de honden. Aard der belasting. Artikel 1 Onder do naam van hondenbelasting wordt een belasting geheven op honden, die in do gemeente worden gehouden. Belastingplicht Artikel - 1. Belastingplichtig is ioder, die in de gemeente ée'n of meer honden houdt 2. Als houder van een hond wordt aangemerkt, degene die, onder welke titel ook, oen hond in bezit, ter verzorging of onder toezicht heeft. 3. Het hoofd van het gezin wordt geacht houder to zijn van do hond of de honden, welke de overige leden van het gezin in bezit, ter ver zorging of onder toezicht hebben. 4. Als leden van hot gezin worden beschouwd de bij hot hoofd van het ge zin inWOnonde bloed- of aanverwanten, alsmede de inwonende, bij het gezin in dienst zijnde personen. Bedrag der belasting. Artikel 3 De belasting bedraagt per jaar voor: a. elke hond, uitsluitend gehouden ten dienste van do landbouw of onig ■bedrijf van nijverheid f 2,50 b. elke hond, uitsluitend gehouden ter bewaking van ge bouwen of ervon f 16,-- c. elke andere hond 20,-- met dien verstande, dat in geval door een houder meer dan één hond, als bedoeld onder O, wordt gehouden, voor de tweede hond 50,verschul digd is en de belasting voor olke volgende hond 40,bedraagt. Voor honden, aanwezig in een kennel, geregistreerd bij de raad van be heer op kynologi3Ch gebied in Nederland, blijft de totale Dclasting beperkt tot 40,--. Artikel 4 De belasting, verschuldigd krachtens artikel 3, wordt voor elke hond, waarvan verzuimd is ingevolge artikel 9 tijdig aangifte te doen, met 10,verhoogd. "Artikel 5"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1959 | | pagina 465