gemeente en de ondernemer betreft. In dit verband moge worden vermeld, dat
onze gemeente reeds in 1925 met de N.V. Nederlandse Thermo-Chemische Fa
brieken, hoofdkantoor laatstelijk te Hilversum, een overeenkomst heeft ge
sloten voor destructie in de destructor te Bergum. Deze overeenkomst is
steeds verlengd en wel voor het laatst bij raadsbesluit van.7 december 1955
tot de datum, waarop de wettelijke voorziening omtrent de door de genoemde
N.V. op zich genomen verplichtingen van kracht zou worden.
Bijgaand ontwerp, dat onze commissie Uw raad hierbij moge aanbieden,
heeft tot strekking de nodige voorzieningen te treffen ter uitvoering van
de Destructiewet
Na het in werking treden van de nieuwe wet heeft de Minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid via Gedeputeerde Staten als leidraad een
modelverordening ter kennis van de gemeentebesturen gezonden. De Minister
tekende aan, dat de leidraad een voorlopig karakter heeft en dat het geens
zins is uitgesloten, dat de ervaring zal leren, dat op bepaalde punten
wijzigingen of aanvullingen zullen moeten worden aangebracht. Het model voor
de verordening is gepubliceerd in de Editie Schuurman en Jordens, no. 98)
twaalfde druk, pag. 240 e.v.
Onze commissie heeft deze aangelegenheid in studie genomen. Het door
de minister toegezonden model vöor een verordening bevat, uiteraard afhan
kelijk van de plaatselijke omstandigheden, ten aanzien van bepaalde onder
werpen verschillende mogelijkheden, terwijl aan burgemeester en wethouders
de bevoegdheid is verleend hier en daar regelen te treffen. Voorts wordt
in het model het grootste gedeelte van het destruotiemateriaal onderver
deeld in drie soorten, welke onderscheiding echter voor onze gemeenteniet
wel bruikbaar is. Een en ander heeft er toe geleid, dat wij een ontwerp
hebben opgesteld, dat voor wat betreft de opzet en indeling anders is dan
die van het model, waardoor wij naar onze mening een meer leesbaar geheel
hebben verkregen.
Ter toelichting van de ontworpen verordening moge in de eerste plaats
worden vermeld, dat een groot gedeelte van het in de wet opgesomde destructie
materiaal ingevolge de werking van de Vleeskeuringsvet en de Vleeskeurings
verordening reeds in de gemeentelijke slachtplaats aanwezig is. Ten aan
zien van dit materiaal, waarover de gemeente derhalve de beschikking heeft
kan een regeling omtrent de aangifte, het bewaren, het ophalen en het ver
voer voor zover dit niet betreft de ondernemer van de destructor, achter
wege blijven. Ten aanzien van het destructiemateriaalwaarover de gemeen
te nog niet de beschikking heeft, tekenen wij het volgende aan.
1Bedorven of op andere wijze ondeugdelijk geworden vlees of vleeswaren.
Dit materiaal zal zo spoedig mogelijk naar het slachthuis moeten worden
vervoerd (artikel 2 van het ontwerp).
2. Hocrnvleesalsmede afval van wild en gevogelte, ontstaan in poeliers-
bedrijven.
Dit destructiemateriaal ontstaat regelmatig in bedrijven. In verband
hiermede is het praktisch niet mogelijk te vorderen, dat telkens bij
het ontstaan van dit materiaal daarvan aangifte moet worden gedaan. De
controle Is naar onze mening voldoende verzekerd, wanneer die bedrijven
bekend zijn. Volstaan is dan o»k met te bepalen, dat de aangifte geacht
wordt te zijn geschied door aanmelding van de bedoelde inrichtingen bij
de directeur van het slachthuis (artikel 5 ontwerp).
JPluimvee, gedood op grond van artikel 5 der Vogelziektenwet
Krachtens deze wet, juncto de Veewet, kan tot wering en bestrijding van
bepaalde besmettelijke ziekten van vogels, pluimvee worden afgemaakt en
onschadelijk gemaakt. Ingevolge deze wetten zullen zodanige maatregelen
worden getroffen, welke tot wering van de bedoelde ziekten noodzakelijk
zijn. Na afmaking is het pluimvee ingevolge de wet destructiemateriaal
geworden. Omtrent de aangifte en de bewaring, voor zover dit laatste in
het kader van de zojuist bedoelde maatregelen mogelijk is, zijn de al
gemene bepalingen van artikel 4, leden 1 en 3 toepasselijk.
4Dode honden en katten, alsmede dode dieren, gestorven in dierentuinen
of pelsdierfokkeri.ien.
Artikel 32 van het Destructiebesluit bepaalt, dat dode honden en katten
"niet"
niet als destructiemateriaal behoeven te worden aangegeven, indien zij
worden begraven op oen terrein, ter beschikking staande van de eigenaren
of houders, dan wel op een plaats, welke ingevolge plaatselijke verorde
ning voor dit doel is toegelaten. In de overige gevallen moeten deze dieren
voor destructie worden aangegeven. In artikel 4> tweede lid, van het ent-
werp stellen wij een regeling voor met betrekking tot het ophalen en be
waren, welke aansluit aan de terzake reeds in deze gemeente bestaande
praktijk. Indien zich dergelijke gevallen zouden voordoen, achten wij het
juist en praktisch dezelfde regeling toe te passen ten aanzien van dode
dieren, gestorven in dierentuinen op pelsdierfokkerijen.
Materiaal, dat cp zichzelf niet gevaarlijk ig voer cU vclksg:endheid
maar dat onder bepaalde omstandigheden oen zedenig gcva.-.r gast opleveren.
Dit materiaal wordt aangewezen door een gezag, dat bij plaatselijke ver
ordening daartoe bevoegd is verklaard. Daar dergelijke aanwijzingen telkens
ad hoe geschieden, is in artikel 9 van het ontwerp de directeur van het
slachthuis met de aanwijzing belast.
Verder zal de directeur ingevolge artikel 5 van het ontwerp bevoegd zijn
te bepalen, dat dit materiaal van gemeentewege wordt opgehaald, dan wel,
dat de eigenaar of houder dit materiaal met inachtneming van gegeven aan
wijzingen moet bewaren. Hierdoor is verzekerd, dat in elk zich voordoend
geval de juiste maatregelen worden getroffen.
De regeling van artikel 6 van het ontwerp sluit aan bij de bestaande
praktijk.
Tenslotte moge worden vermeld, dat het ontwerp geen sanctie bevat op
overtreding van de daarin vervatte voorschriften. Ingevolge artikel 1en-
der 2e, letter i, van de Wét op de economische delicten zullen n.l. de
voorschriften van de onderhavige verordening bij het in werking treden
aangemerkt worden als economische delicten,
Op grond van het bovenstaande geven wij U in overweging over te gaan
tot vaststelling van het hierna afgedrukte besluit.
De Voorzitter van de Commissie voor
de Strafverordeningen,
A.A.M. van der Meulen.
Verzonden 11 februari 1959.