4. Het in te houden bedrag wordt naar boven in guldens afgerond.
4. Indien de ambtenaar aanspraak heeft op wachtgeld of een uitkering, is eer.
verzoek, als bedoeld in het vorige artikel, niet ontvankelijk, zolang hij
als wachtgelder of als uitkering-genietende nog aan enige spaarregeling
voor overheidspersoneel deelneemt.
3. In afwijking van het "bepaalde in het eerste lid "bedraagt de inhouding op
de "bezoldiging van een ambtenaar, die het in het vorige lid genoemde voor-!
nemen heeft kenbaar gemaakt, ten hoogste het verschil tussen het ingevolgd
het eerste lid maandelijks, onderscheidenlijk wekelijks ten hoogste in te
houden bedrag en 1/12 onderscheidenlijk 1/50 van het ingevolge het vorige
lid aangemelde jaarlijkse bedrag der periodieke betalingen.
Artikel
1Het ingevolge artikel 2, lid 1ingehouden bedrag wordt naar keuze van de
ambtenaar gestort hetzij op een door de ambtenaar te zijnen name bij een
spaarinstelling als bedoeld in het volgende lid, geopende bijzondere
spaarrekening, hetzij, indien de Raad daartoe de mogelijkheid heeft ge
opend, op een gemeentelijke spaarrekening in de gemeentekas, met inacht
neming van terzake door de Raad gegeven regelen.
2. Een spaarrekening als bedoeld in het vorige lid kan slechts worden geopend
bij een spaarinstelling waarvan het bestuur zich bereid heeft verklaard
te voldoen aan de voorschriften van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren
3. De in artikel 2, lid 1, bedoelde inhouding gaat niet later in dan met de
eerste dag van de tweede maand, dan wel, indien de bezoldiging per week
wordt uitbetaald, met de eerste dag van de eerste loonweek van de tweede
maand, volgende op die waarin het verzoek heeft plaats gehad.
5. Ten aanzien van een verzoek, strekkende tot beëindiging van de inhouding,
wijziging van het bedrag daarvan of verandering van spaarinstelling is het
derde lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat wijzigin_
van het in te houden bedrag ten hoogste viermaal per jaar en verandering
van spaarbank ten hoogste eenmaal per jaar mag plaats vinden.
6. De ambtenaar mag de ingevolge deze verordening ingehouden bedragen niet
aanwenden ter voldoening aan zijn verplichting uit een overeenkomst als
bedoeld in de Jeugdspaarwet.
Artikel 4
De ambtenaar heeft de vrije beschikking over de ingevolge het vorige
artikel op zijn spaarrekening gestorte bedragen.
Artikel 5
Behoudens het bepaalde in artikel 8 verliest de ambtenaar door zijn ont
slag het recht om verder aan deze spaarregeling deel te nemen. De ontslagen
ambtenaar behoudt, tenzij het ontslag zonder het predicaat "eervol" is ver
leend, het uitzicht op spaarpremie, dat hij overeenkomstig de bepalingen van
deze verordening op de dag voorafgaande aan zijn ontslag had, mits hij binnen
2 maanden opnieuw in overheidsdienst treedt.
Artikel
1Onverminderd de door de spaarinstelling of door de gemeente te vergoeden
rente, heeft de ambtenaar ten laste van de gemeentekas aanspraak op een
spaarpremie, indien een op zijn spaarrekening gestort bedrag sinds het ein
de van het jaar, waarin die storting plaats vond, ten minste vier jaar
ononderbroken op die rekening heeft gestaan.
2. Op de in het vorige lid bedoelde spaarpremie bestaat voorts aanspraak, i»-
dien de ambtenaar:
aop de door Burgemeester en Wethouders aan te geven wijze aantoont, dat
hi j
1. een van zijn spaarrekening opgenomen bedrag heeft aangewend ter ver
werving van een of meer va1' de door Burgemeester en Wethouders aan
gewezen bestedingsobjecten;
2
2. periodieke betalingen heeft verricht ter verwerving van een of meer
der onder 1. bedoelde bestedingsobjecten, met dien verstande, dat
terzake van bedoelde betalingèn ten hoogste eenmaal per jaar een
premie-aanvrage kan worden ingediend;
b. ontslagen is met recht op dadelijk ingaand pensioen, een pensioen krach
tens de Algemene Ouderdomswet daaronder begrepen, voorzover het tegoed
op zijn spaarrekening ten minste een jaar ononderbroken op die rekening
heeft gestaan en op de spaarpremie niet reeds uit anderen hoofde aan
spraak bestaat en, voorzover de ambtenaar niet ontslagen is in verband
met of na het bereiken van de 65-jarige leeftijd, mits de ambtenaar niet
binnen 2 maanden na bedoeld ontslag in overheidsdienst is herplaatst;
c. ontslagen is met recht op wachtgeld of een uitkering, voorzover op de
spaarpremie niet reeds uit anderen hoofde aanspraak bestaat en mits
de ambtenaar niet binnen 2 maanden na bedoeld ontslag in overheidsdienst
is herplaatst of het in artikel 8 vermelde verlangen heeft te kennen
gegeven;
d. is overleden.
3. De spaarpremie bedraagt:
a. 25/o van het van de spaarrekening opgenomen of daarop aanwezige bedrag
dan wel, in het geval, genoemd in het vorige lid onder a, 2e, van het
uitgegeven bedrag, indien op het tijdstip waarop de aanspraak op de
spaarpremie ontstaat de pensioensgrondslag van de ambtenaar f. 7200,
of minder bedraagt, dan wel, indien zijn pensioensgrondslag na zijn
toetreding tot de spaarregeling meer dan f. 7200,is komen te bedra
gen, sinds het einde van het jaar, waarin die overschrijding plaats
vond, niet meer dan 4 jaar zijn verstreken;
b. in de overige gevallen, 15van het van de spaarrekening opgenomen of
daarop aanwezige bedrag, dan wel, in het geval, genoemd in het vorige
lid onder a, 2e, van het uitgegeven bedrag.
Artikel
Indien de ambtenaar tevens een betrekking vervult bij een ander over
heidslichaam, kunnen Burgemeester en Wethouders van het bepaalde in de artike
len 2, lid 1 en 6, lid 3, afv/ijken.
Artikel
Indien de ambtenaar ontslag is verleend met recht op wachtgeld onder
scheidenlijk een uitkering en hij het verlangen hiertoe uiterlijk op de dag
van zijn ontslag heeft te kennen gegeven, wordt hij geacht voor de toepas
sing van deze verordening gedurende het tijdvak, dat hij aanspraak heeft op
wachtgeld onderscheidenlijk een uitkering, doch niet langer dan 5 jaren,
in dienst te zijn gebleven en de voor hem op het tijdstip van zijn ontslag
geldende pensioensgrondslag te hebben behouden.
Artikel 9
1. Ingeval van ontslag of overlijden van de belanghebbende geven Burgemees
ter en Wethouders daarvan, behoudens het bepaalde in de volgende leden,
zo spoedig mogelijk kennis aan de in artikel 3 bedoelde spaarinstelling.
2. De in het eerste lid bedoelde kennisgeving blijft achterwege indien de
ambtenaar binnen twee maanden na zijn ontslag in overheidsdienst is her
plaatst.
3. Indien het ontslag is verleend met recht op wachtgeld of een uitkering
en de gewezen ambtenaar het in het vorige artikel vermelde verlangen heeft
te kennen gegeven, wordt de kennisgeving van het ontslag opgeschort tot
het in dat artikel bedoelde tijdvak is verstreken; deze kennisgeving
blijft evenv/el achterwege indien de gewezen ambtenaar binnen dat tijdvak
of binnen 2 maanden na het verstrijken daarvan weder in overheidsdienst is
getreden.
"Artikel 10"