van een bureau met stoel. De aanschaffingskosten bedragen naar raming 2.115» Tegenover de raming van dit bedrag staat een gelijke verla ging van het op de post voor onvoorziene uitgaven geraamde krediet. Stadsverzorgingshuis Het te investeren bedrag is 133*000 Onder mededeling, dat de Financiële Commissie zich hiermede kan ver enigen stellen wij U voor de ter inzage gelegde wijziging van de begrotin' van de gemeentelijke instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon voor het dienstjaar 1960 goed te keuren en de gemeentebegroting en de begrotingen van het Woningbedrijf en van de Energiebedrijven voor het dienstjaar 1960 te wijzigen overeenkomstig de ter inzage gelegde ontwerp-besluiten. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. van der Meulen, Burgemeester. de Jong, Secretaris. Verzonden 15 juni 1960. Verbetering 39 woningen Jacob Binckesstraat. Bijlage no. 139. Leeuwarden, 15 juni 1960 Aan de Gemeenteraad. Het laat zich aanzien, dat de instandhouding van het vooroorlogse wo- ningbezit van de gemeente en van de woningbouwcorporaties in de eerstkomende jaren belangrijke financiële offers zal vragen. Het stelsel, waarbij de stichtingskosten worden afgeschreven volgens het annuïteitensysteem en de exploitatie wordt belast met een jaarlijks norm bedrag voor onderhoud teneinde de verhouding tussen jaarlijkse lasten en op brengsten constant te houden, moge op zichzelf bezien juist zijn, geconsta teerd moet worden, dat voor een belangrijk aantal vooroorlogse woningen grote onderhoudsuitgaven moeten worden gedaan om de woningen in redelijke staat van onderhoud te brengen of te houden, terwijl de daarvoor benodigde middelen ontbreken. Het merendeel van de onderhoudsfondsen der vooroorlogse woningen vertoont min of meer belangrijke tekorten. De oorzaak van deze tekorten is ongetwijfeld voor een belangrijk deel gelegen in een te lage normstelling in het verleden. De onderhoudsnorm voor woningwetwoningen bedraagt momenteel nog f. 105, per woning per jaar, doch zal naar verwachting binnenkort met terugwerkende kracht tot 1 april 1960 voor de vooroorlogse woningen worden verhoogd tot f. 125?per woning per jaar. Dit bedrag mag als redelijk worden beschouwd voor woningen, die in goede staat van onderhoud verkeren en waarbij het dus uitsluitend gaat om het in goede staat hóuden van de woningen. De verhoging van de norm geeft echter geen oplossing voor die woningen, waarbij achterstand in het onderhoud is ontstaan. De baten van de huurverhogingen zijn in de achterliggende jaren steeds gedeeltelijk aangewend voor dekking van de las ten-stijgingen welke voort vloeiden uit verhoging van de normen voor onderhoud en algemene onkosten en hebben voor het overige geleid tot verlaging van de overheidsbijdragen in het exploitatie-tekort. De huurverhogingen hebben voor meerdere complexen tot gevolg gehad, dat de exploitatie-tekorten geheel zijn verdwenen en zelfs exploitatie-overschotten zijn ontstaan. Hierdoor kon een aanvang worden ge maakt met de restitutie van in het verleden ontvangen rijks- en gemeentelijke bijdragen in de exploitatie-tekorten. Voor complexen, waarbij geen band met het rijk bestaat en waarvoor dus in het verleden alleen de gemeente heeft bijgedragen in het exploitatie-te kort, achten wij het in principe mogelijk het achterstallig onderhoud te finan cieren met een gemeentelijk voorschot en de daaruit voortvloeiende lasten ten laste van de exploitatie af te schrijven over een periode, overeenkomende met de economische levensduur van de woningen, indien en voorzover het exploitatie overschot voldoende is voor dekking van deze lasten. In dat geval doet de ge meente dus afstand van de haar toekomende exploitatie-baten, zulks ten gun ste van een grote onderhoudsbeurt aan de desbetreffende vooroorlogse woningen. Wij achten dit verantwoord omdat hierdoor wordt voorkomen, dat de woningen in verval zouden geraken. De behoefte aan dit type woningen is in de gemeente nog steeds groot. Ten aanzien van woningen met een exploitatie-overschot waarbij wel een band met het rijk bestaat, zal het slechts dan mogelijk zijn de kapitaalslasten van een gemeentelijk voorschot voor uit te voeren achterstallig onderhoud ten laste van de exploitatie te brenger., indien de Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid er mee instemt, dat de terugbetaling van de rijksbijdragen wordt opgeschort voor een periode, gelijk aan die waarin het gemeentelijk voor schot moet worden afgelost. Ook de terugbetaling van de gemeentelijke bijdra gen zal dan moeten worden opgeschort. "Voor"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1960 | | pagina 276