402,50 4r,~ 431,50
1009,— 1040,— 1071,— 1102,—
In verband met de huidige ontwikkeling van deze materie en op het voetspoor vara
artikel 23 B.B.B.R.A. 194& is de regeling hiervan gedelegeerd aan ons college.]
Ad artikel 20. De tekst van de rijkskortingsregeling voor kost en inwo
ning werd in het concept niet geheel overgenomen. Benvoudigheidshalve werd
(met een kleine redactionele wijziging) het bestaande artikel 18 van de Be
zoldigingsverordening 1948 gehandhaafd. De Loonregeling 1947 verwijst in de
zen naar het B.B.B.R.A. 1948. De kortingen dienen dus steeds in voetnoten lij
de betrekkelijke schalen vermeld te worden. Voor de wijze waarop deze worden
berekend kan artikel 24 van het B.B.B.R.A. 1948 als richtsnoer dienen.
Ad artikel 21. Ook do rijkskortingsregolingon voor woning, vuur, licht,
water en dienstkleding, die zeer uitvoerig zijn, werden eenvoudigheidshalve
niet opgenomen. Volstaan werd met een verwijzing naar de desbetreffende rijks
voorzieningen.
Ad artikel 22. Hoewel momenteel geen dergelijke voordelen door personeels
leden worden genoten werd het artikel volledigheidshalve mede overgenomen.
Ad artikel 24. Evenals voorheen wordt voor het salaris van de leerling-
verplegenden verwezen naar de desbetreffende rijksregeling. Sedert 1958 zijn
de salarissen voor deze categorie opgenomen in bijlage B van de huidige veror
dening, doch waar haar positie formeel eigenlijk niet past in de algemene bezol
digingsregeling is het juister terug te keren tot de voor 1958 gevolgde ge
dragslijn. Materiële betekenis heeft dit voor de betrokkenen niet.
Ad artikel 24. De regel betreffende de persoonlijke titel komt in het
B.B.B.R.A. 1948 niet voor. Zij werd, iets ruimer geredigeerl, overgenomen van
artikel 22 der Bezoldigingsverordening 1948. ïïaar bij de toepassing der werk-
classificatie de functiebenamingen vervallen, kan door middel van de toeken
ning van een persoonlijke titel de door het personeel in het algemeen ge
wenste vakbenaming gehandhaafd blijven.
Ad artikel 26. In verband met het nog niet over de gehele linie ingevoerd
zijn van de werkclassificatie zal voor enkele dienstonderdelen de oude rege
ling moeten blijven bestaan tot daarin voorzien is.
Wat betreft de bijlagen merken wij het volgende op. De schalen voor het
verplegend personeel en voor het brandweerpersoneel zijn uit de bijlage A
gelicht en in afzonderlijke bijlagen ondergebracht. Dit houdt verband met het
feit, dat bij de jongste salarismaatregelen voor deze beide categoriën van rijks
wege van het algemene systeem afwijkende methoden zijn gevolgd. Het verple
gend personeel is thans ondergebracht in een nieuwe bijlage B, het brandweerper
soneel in bijlage D. Materiële betekenis hebben deze wijzigingen niet.
In de schalen zelf zijn twee wijzigingen aangebracht. Vooreerst werden
in de schaal van hoofdschrijver vóór het huidige minimum twee periodieken inge
voegd, met andere woorden, het minimum werd verlaagd. In de praktijk ondervonden
wij bij promoties vaak de moeilijkheid dat de hoofdschrijvorsrang een hoger
minimum heeft dan de adjunct-commiesrang, zodat dus een schrijver A bij bevor
dering tot hoofdschrijver meer "winst" boekte dan bij bevordering tot de (ho
gere) rang van adjunct-commies. Dit is minder juist. Bij toevoeging van twee
periodieken aan het begin van de schaal wordt de situatie als volgt:
schrijver A 272,236,50 301,315,5G 330,344,50
359,— 3~3,50
hoofdschr. 301,— 330,— 344,50 359,— 373,50 388,—
adj. commies; 301,— 3?0,~ 359,— 373,50 388,— 402,50
417,— 431,50 446,— 460,50
Opdat de indienst zijnde hoofdschrijvers hierdoor niet in salaris achter
uitgaan is in de overgangsbepaling hun salaris-anciënniteit aangepast, (het
salarisbedrag blijft gelijk).
De tweede wijziging betreft de schaal van referendaris A.
Deze (bij het rijk niet voorkomende) rang heeft thans schaalbedragen, die niet
aansluiten bij die der overige rangen. Dit geeft onjuistheden bij promotie?;
het salaris kan nu niet worden bepaald op het naast-hogere bedrag, want dit
geeft slechts een verhoging van een halve periodiek.
"Uit"
Uit een oogpunt van systematiek is het daarom gewenst de bedragen aan
te passen bij die der andere schalen. Het maximum komt daardoor een halve
periodiek hoger te liggen, hetgeen o.i. geen bezwaar behoeft te zijn De
situatie wordt dan:
ref. A. (oud) 838,50 869.50 900,50 931,50 962,50
993,50 1024^50 1055,50 1086,50
ref. A (nieuw): 854,— 885,— 916,— 947,— 978,—
Om hieruit geen wijzigingen in het salaris van de huidige referendaris
sen A te laten voortvloeien, wordt in de overgangsbepaling de oude schaal
- met toevoeging van het nieuwe maximum - voor hen gehandhaafd.
De Oommissie voor Georganiseerd Overleg heeft zich met het ontwerp in
hoofdzaak kunnen verenigen. Zij heeft echter verzocht
a. het gestelde onder a en e van artikel 4 te doen vervallen, omdat daaraan
geen behoefte bestaat;
"b. het gestelde in artikel 16, lid 6, te schrappen, omdat zij het onjuist
acht, dat het weekloonpersoneel wordt uitgesloten van de huwelijkstoelage;
c. de salarisschaal van de technisch ambtenaar C in overeenstemming te bren
gen met de rijkssalarisschaal van de technisch ambtenaar.
Enkele andere verlangens van de commissie werden in het ontwerp reeds
verwerkt. Met betrekking tot de genoemde punten merken wij het volgende op.
De bezwaren van de commissie tegen artikel 4 betreffen in hoofdzaak de
mogelijkheid, dat bedoelde afwijkingen ook na de aanstelling kunnen plaats
vinden. Naar onze mening wordt daarom voldoende aan de wensen van de commis
sie tegemoet gekomen, wanneer het artikel - zoals in het U aangeboden ont
werp is gedaan - aldus is geredigeerd, dat een lager salaris op de genoemde
gronden alleen bij de aanstelling kan worden vastgesteld en niet nadien.
De door de commissie gevraagde toepassing van de huwelijks toelage voor
weekloonpersoneel stuit, blijkens bekomen informaties, bij de Minister van
Binnenlandse Zaken op overwegend bezwaar, zulks omdat de weeklonen zijn ge
koppeld, aan die in het vrije bedrijf. Bovendien is in de meeste gevallen
de salarispositie van de jeugdige weekloners gunstiger dan die van de over
eenkomstige maandloners. Schrapping van het zesde lid van artikel 16 menen
wij dan ook te moeten ontraden.
Gelijkstelling tenslotte van de schaal van technisch ambtenaar C aan die
van de rijks-technisch ambtenaar is minder juist. Weliswaar wijken de ge
meentelijke schalen op verschillende punten af van die van het rijk, maar
dit vindt mede zijn oorzaak in de omstandigheid, dat het rijk slechts de ran
gen van technisch ambtenaar en technisch ambtenaar 1e klasse kent, terwijl
de gemeente drie rangen kent, die van technisch ambtenaar A, B en C. De onder
linge verhouding van deze rangen en het feit dat de Bezoldigingsverordening
nog voor een tiental andere rangen afwijkingen van de rijksschalen kent,
alsook de ten onzent gevolgde bevorderingspolitiek, maken handhaving van de
Bestaande schalen gewenst.
Gelet op het vorenstaande stellen wij U voor de Bezoldigingsverordening
1960 vast te stellen overeenkomstig het bijgevoegde ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.Tiekstra 1-Burgemeester
de Jong Secretaris.
oerzonden 6 juli i960.