8e» Vaste toelage; een op grond van deze verordening verleende toelage, wel ke in aanmerking komt voor opneming in de pensioensgrondslag van de amb tenaar 9e. Persoonlijke toelage; de toelage, bedoeld in artikel 14» 10e. Ambtstoelage; de toelage, bedoeld in artikel 15? alsmede de toelage, als zodanig in de voetnoten der bijlagen vermeld. 11e. Huwelijks toelage; de toelage bedoeld in artikel 16. 12e. Kindertoelage: de toelage bedoeld in artikel 17 Artikel 2. Bij de vaststelling van het salaris wordt, behoudens met hetgeen overi gens in deze verordening en de bijlagen is bepaald, rekening gehouden met de indeling der ambten, aangegeven in de bijlagen A tot en met F en met de daarbij behorende salarisschalen. Artil el 3 Bij aanstelling van een ambtenaar wordt, behoudens het bepaalde in de artikelen 4? 10 en 13, het salaris vastgesteld: a. voor een niet-volwassene, die een ambt bekleedt, voorkomende in een der bijlagen A of B op het minimum-bedrag der voor hem geldende salarisschaal, voor elk jaar of gedeelte van een jaar, dat hij jonger is dan 21 jaar, verminderd met een bedrag, gelijk aan dat van de eerste periodieke ver hoging van de voor hem geldende salarisschaal; b. voor een niet-volwas.sene, die een ambt bekleedt, voorkomende in de bij lage F, op het met zijn leeftijd corresponderende bedrag van de voor hei geldende salarisschaal; c« voor een volwassene, die een ambt bekleedt, voorkomende in een der bij lagen A, B en F of in een der schalen 3 tot en met 6 van de bijlage D: op het minimum-bedrag der voor hem geldende salarisschaal; d. voor een ambtenaar, die ©on ambt bekleedt, voorkomende in een dar schalen 1 of 2 van de bijlage D of in de bijlage 3, op het met zijn leeftijd corresponderende bedrag van de voor hem geldende salarisschaal; e. voor een ambtenaar, die een ambt bekleedt, waarvoor geen salarisschaal geldt: op het voor het betreffende ambt aangegeven bedrag. Artikel 4» Burgemeester en Wethouders kunnen het salaris bij aanstelling vaststel len op een lager bedrag dan ingevolge de overige bepalingen van deze veror dening voor de ambtenaar zou gelden, op grond van; a. verminderd belang van het ambt; b. waarneming van een ambt te samen met een of meer andere ambten; c. bijverdiensten, uit het ambt voortvloeiende; d. niet volledige werktijd; e. andere- gewichtige omstandigheden. Artikel 5» 1. Het bij aanstelling aan een niet-volwassene toegekende salaris wordt Dij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en dienstijver, en ook gedurende de tijd van het verlof als bedoeld in artikel 8, verhoogd naar gelang zijn leeftijd toeneemt, onverminderd hetgeen dienaangaande in de overige ar tikelen is bepaald. 2. Het salaris van een ambtenaar, die de hoedanigheid van volwassene ver krijgt en die een ambt bekleedt, voorkomende in een der schalen 1 of 2 van de bijlage D of in de bijlage E, wordt vastgesteld op het maximum bedrag van de voor hem geldende salarisschaal. 3. In de overige gevallen wordt het salaris van een ambtenaar, die de hoe danigheid van volwassene verkrijgt, vastgesteld op het minimum-bedrag van de voor hem geldende salarisschaal. ii- ii 4 4. Het salaris van een volwassene, dat daarvoor in aanmerking komt, wordt verhoogd op de wijze, als in de betreffende schaal is aangegeven, naar gelang van de ingevolge de artikelen 6, 7? 8, 11, 12 en/of 13 van deze verordening verworven dan wel toegekende salaris-ancienniteit. Artikel 6. Bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en dienstijver verwerft de niet- volwas sen ambtenaar, wiens ambt is ingedeeld in bijlage A: bij het verkrijgen van de hoedanigheid van volwassene, een salaris-anci'énniteit, gelijk aan het, naar boven tot een volle maand afgeronde vierde deel van de tijd, gedurende welke hij als niet-volwassene ingevolge deze verordening is gesalarieerd. Artikel 7 Bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en dienstijver verwerft de vol wassene, tenzij zijn ambt is ingedeeld in een der schalen 1 en 2 van de bij lage D of in de bijlage E, een salaris-ancienniteit, gelijk aan de tijd, ge durende welke hij als zodanig in het door hem beklede ambt is gesalarieerd, on verminderd de gevolgen van toepassing van hetgeen overigens met betrekking tot de salaris-ancienniteit in deze verordening is bepaald. Artikel 8. De tijd, gedurende welke de ambtenaar krachtens wettelijk voorschrift verlof geniet ter vervulling van militaire of daarvoor in de plaats tredende dienst, wordt in aanmerking genomen voor de vaststelling van de salaris-an ci'énniteit, onverminderd hetgeen overigens dienaangaande in deze verordening is bepaald. Ariikel 1. Voor de vaststelling van de salaris-ancienniteit telt niet mede; A. de tijd, doorgebracht met verlof buiten genot van bezoldiging, indien het verlof is verleend uitsluitend in het belang van de ambtenaar, dan wel is verleend onder voorwaarde, dat bedoelde tijd niet zal medetellen voor de vaststelling van de salaris-anci'énniteit; B. de tijd, doorgebracht met verlof buiten genot van bezoldiging voor zover deze een tijdvak van een jaar te boven gaat; C. de tijd, gedurende welke de ambtenaar in de uitoefening van zijn ambt is geschorst: a. bij wijze van disciplinaire straf; b. op grond van het feit, dat een strafrechtelijke vervolging tegen hem is ingesteld, of hem door het daartoe bevoegde gezag het voor nemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag is te kennen ge geven, of hem van de oplegging van deze straf mededeling is gedaan, dan wel dat hij zich in verzekering of in voorlopige hechtenis be vindt c. omdat het belang van de dienst de schorsing vorderde; tenzij het tot schorsen bevoegde gezag hel tegendeel bepaalt. 2. Indien vaststaat, dat een schorsing, ais bedoeld in het vorig lid onder C, sub b, niet door het ten uitvoer leggen van een straf is gevolgd noch zal worden gevolgd, telt de tijd van deze schorsing alsnog mede voor de vaststelling van de salaris-anci'énniteit. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder B; kan, indien in het algemeen belang verlof buiten genot van bezoldiging wordt genoten voor een tijdvak van langer dan een jaar, dit tijdvak volledig in aan merking worden genomen voor de vaststelling van de salaris-ancienniteit. 4. De vorige leden van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de verhoging van het salaris van een niet-volwassene. Artikel 10. Een verhoging van het salaris gaat in met de eerste dag van de maand of van de loonweek, waarin overeenkomstg de overige bepalingen van deze verorde ning de aanspraak zal ontstaan. "Artikel 11

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1960 | | pagina 298