fi I Medewerking ingevolge art. 72 van óe Lager-onderwijswet 1920 voor de stichting van een school voor gewoon lager onderwijs door de Leeuwarder Schoolvereniging. Bijlage no. 189. Leeuwarden, 27 juli i960. Aan de Gemeenteraad. Het bestuur van de Leeuwarder Schoolvereniging heeft zich bij een op 2 juni i960 ingekomen schrijven tot Uw Raad gewend met het verzoek ingevolge artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920 gelden uit de gemeentekas te ontvangen voor het stichten van een school voor gewoon lager onderwijs op een terrein ten noorden van de Israëlitische begraafplaats. Uit de bij het verzoek overgelegde ouderverklaringen blijkt, dat 133 kinderen de te stichten school zullen gaan bezoeken. Het ingevolge artikel 73, le lid, letter a, van de wet voor schoolstichting vereiste minimumaantal leerlingen bedraagt 100. Blijkens het bepaalde in het 4e lid van artikel 75 mogen echter -behalve in gevallen, waarin aanzienlijke toeneming of belangrijke verplaatsing van de be volking in enig deel der gemeente of andere gewichtige omstandigheden tot school stichting aanleiding geven- niet worden meegerekend: a. leerlingen, die de door hen bezochte gelijksoortige openbare school zouden ver laten, zonder deze op het tijdstip, waarop de verklaring wordt overgelegd, ge durende tenminste zes maanden te hebben bezocht, terwijl zij van te voren ge plaatst waren op een gelijksoortige bijzondere school, welke door hen is ver laten, ofschoon zij zijn blijven wonen binnen een afstand van vier kilometer van die school; b. leerlingen, die de door hen bezochte gelijksoortige bijzondere school zouden verlaten, doch voor wie in die school in het voor hen bestemde lokaal plaats ruimte beschikbaar zou blijven, tenzij de woning dier leerlingen meer dan vier kilometer van de door hen bezochte gelijksoortige bijzondere school verwijderd is en zij op het tijdstip, waarop de verklaring wordt overgelegd, de door hen te verlaten school reeds gedurende tenminste zes maanden hebben bezocht. Van de op de overgelegde verklaring vermelde 133 kinderen waren 37 op het tijdstip van indiening van de aanvrage nog niet leerplichtig en bezochten dus nog geen gelijksoortige school. Blijkens de op dit punt bestaande jurisprudentie be staat er echter geen aanleiding bij de vaststelling van het aantal leerlingen die kinderen buiten aanmerking te laten,die leerplichtig worden in de tijd, gelegen tussen de indiening van het verzoek en het vermoedelijke tijdstip van opening van de nieuwe school. Dat deze kinderen wellicht tijdelijk een andere school zullen gaan bezoeken mag geen rol spelen bij het beoordelen van het in de aanvrage ver melde aantal leerlingen. De overige op de' verklaring vermelde 96 leerlingen bezochten op de datum van indiening van het verzoek alle de van de Leeuwarder Schoolvereniging uitgaande school aan het Raadhuisplein (de zogenaamde Hofschool)Deze kinderen zouden dus de door hen bezochte gelijksoortige bijzondere school verlaten, hoewel voor hen in die school in het voor hen bestemde lokaal plaatsruimte beschikbaar zou blij ven en zij op een afstand van niet meer dan viér kilometer van de school wonen. Krachtens het bepaalde in het vorenaangehaalde artikel 73* 4e lid, letter b, zou den deze leerlingen dus niet mogen worden meegerekend, waardoor het vereiste mini mumaantal leerlingen van 100 niet zou worden bereikt. De gevraagde mede-werking zou op deze grond moeten worden geweigerd. Ingevolge de aanhef van het 4e lid van artikel 73 mogen vorenbedoelde leer lingen echter wel in aanmerking'woicfengenomen,wanneer aanzienlijke'toeneming of be langrijke verplaatsing van de bevolking in enig deel der gemeente of andere ge wichtige omstandigheden tót schoolstichting aanleiding geven. Volgens de juris prudentie kan een gewichtige omstandigheid in de zin van dit artikel onder meer zijn de slechte toestand van een in gebruik zijnd schoolgebouw. "In"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1960 | | pagina 356