In een op de ingediende aanvrage gegeven toelichting deelt het bestuur vl de Leeuwarder Schoolvereniging mee, dat met de aanvrage niet wordt beoogd de I stichting van een tweede school, doch dat de nieuwete bouwen school zal raoetoiB dienen ter vervanging van het oude gebouw aan het Raadhuisplein. Het bestuur II is van mening, dat dit gebouw niet meer aan de eisen voldoet en in aanmerking 1 komt om verlaten te worden. Men acht dus kennelijk de slechte toestand van heB bestaande gebouw een gewichtige omstandigheid, die tot schoolstichting aanleid kan geven. De mening van het schoolbestuur kunnen wij, gezien de staat, waarin het J bouw aan het Raadhuisplein verkeert, en de situering daarvan onderschrijven, iel gebouw vertoont talrijke tekortkomingen, die slechts zeer ten dele door een grondige verbouwing of door het verrichten van enig achterstallig onderhoud uit de weg kunnen worden geruimd. Omtrent de gebreken, die niet door het aan-1 brengen van verbeteringen kunnen worden verholpen, merken wij het volgende op.B De ligging van het gebouw is zeer ongunstig. Het vrij drukke verkeer ver-B oorzaakt in de aan de straatzijde gelegen lokalen veel rumoer, terwijl lesgeveB met geopende ramen vrijwel onmogelijk is. De bezonning van het gebouw is slecht. De aan de achterkant gelegen lokalfl krijgen nagenoeg in het geheel geen zon, terwijl het gebouw zodanig door de tel lendende percelen is ingesloten, dat de lichttoetreding in die lokale n onvol- I doe nde i s Een behoorlijke speelplaats ontbreekt, waardoor de kinderen vóór de school tijd en in de pauzes op de openbare weg zijn aangewezen met alle daaraan ver- I bonden nadelen en gevaren. Het gehele gebouw tenslotte, dat van 1876 dateert, is onpraktisch ingericii en maakt, vooral van binnen, een sombere indruk. I Volledigheidshalve zij nog meegedeeld, dat de bouw van een nieuwe school I ter vervanging van het gebouw aan het Raadhuisplein reeds in 1954 door de Mir.isB van Onderwijs, Kunsten en V/etenschappen op de urgentielijst scholenbouw is ge-1 plaatst Op grond van het vorenstaande zijn wij van mening, dat de slechte toestandB van het in gebruik zijnde schoolgebouw inderdaad als een gewichtige omstandig heid in de zin van artikel 73, 4e lid, van de Lager-onderwijswet 1920 moet wor- den beschouwd. Ook de op de overgelegde ouderverklaring vermelde 96 leerlingen, die de bestaande school zullen verlaten, dienen dus te worden meegerekend, zodal hierin geen reden tot weigering van de gevraagde medewerking kan zijn gelegen. Aangezien ook de overige in artikel 73.» le lid, van de Lager-onderwijswet 1920 gevorderd stukken zijn overgelegd en in orde bevonden dient naar onze mening de gevraagde medewerking te worden verleend. V/ij adviseren U derhalve te besluiten overeenkomstig het hierna volgend ontwerp. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. van der Meulen, Burgemeester. T.J. Kingma, 1-Secretaris. Verzonden 27 juli i960. No. 9806. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; Gelezen een op 2 juni i960 ingekomen verzoek van het bestuur van de Leeuwarder Schoolvereniging alhier om ingevolge het bepaalde in artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920 gelden uit de gemeentekas te mogen ontvangen vo voor de stichting van een school voor ge-woon lager onderwijs op een terrein ten noorden van de Israëlitische begraafplaats; overwegende, dat van de op de overgelede ouderverklaring vermelde 133 Mndèrenc'96 de door hen bezochte gelijksoortige bijzondere school aan het Raadhuisplein zouden verlaten, terwijl voor hen in die school in het voor hen bestemde lokaal plaatsruimte beschikbaar zou blijven; dat deze leerlingen derhalve niet mogen worden meegerekend, tenzij aan zienlijke toeneming of belangrijke verplaatsing van de bevolking in enig deel der gemeente of andere gewichtige omstandigheden tot schoolstichting aanleiding geven; dat het thans door bedoelde leerlingen bezochte schoolgebouw aan het Raadhuisplein in een slechte staat'tvèrkeert en ernstige tekortkomingen ver toont, die niet door het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven; dat dit gebouw niet meer aan de eisen voldoet en voor vervanging in aan merking komt; dat deze slechte staat van het bestaande gebouw als een gewichtige omstan digheid in de zin van de aanhef van het 4e lid van artikel 73 van de Lager- onderwijswet 1920 dient te worden aangemerkt; dat vorenbedoelde 96 leerlingen derhalve., wel behoren, te yorden meegerekend dat de aanvrage ook overigens voldoet aan de in artikel 73 van meergenoem de wet omschreven vereisten; gelet op het advies van Burgemeester en Wethouders van 27 juli i960 (bijlage no. 189) BESLUIT: de gevraagde medewerking te verlenen. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Voorzitter. 1-Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1960 | | pagina 357