'4 ft No. 10698. DE RAAD DER GELIEENTE LEEUWARDEN; Overwegende, dat de gemeente in het belang van de volkshuisves ting dringend behoefte heeft aan de gronden met de daarop gestichte opstallen, aangegeven op de hierbij behorende grondtekening en be grepen in het uitbreidingsplan "'t Ielan", vastgesteld bij raadsbe sluit van 13 mei 1959? n0° 5689» en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Friesland bij besluiten van 1 februari i960, no. 221 en van 4 april i960, no. 212; dat deze gronden met opstallen tot heden niet op aannemelijke voorwaarden in eigendom verkregen konden worden; dat het plan tot onteigening, zoals dat voorlopig is goedge keurd bij raadsbesluit van 2 maart 1960, no. 2502 voor een ieder van 9 maart i960 af gedurende 30 dagen ter gemeentesecretarie ter inzage heeft gelegen; dat binnen de wettelijk gestelde termijn tegen het onderhavige plan drie bezwaarschriften zijn ingekomen, t.w. van a. de heer J. Heerema, Rlekerstraat 35 te Leeuwarden; b. de heer G. Stedehouder, Blekerstraat 49 te Leeuwarden; c. mej. A. Elzinga, Blekerstraat 4O te Leeuwarden; dat het door de reclamant, sub a bedoeld, ingediende bezwaar schrift zich in de eerste plaats richt tegen het feit, dat het plan Y/ordt aangeduid als een onteigenin splan "in het belang van de volks huisvesting", omdat het niet in de bedoeling ligt op het te onteige nen terrein woningen te bouvren, maar een groot kantoor; dat art. 77 her Onteigeningswet, waarop de onderhavige onteige ning is gebaseerd, bepaalt, dat onteigening in het belang van de Volkshuisvesting kan plaats vinden o.n. ter verkrijging van eigen dommen, begrepen in een goedgekeurd uitbreidingsplan, zulks teneinde uitvoering te kunnen geven aan een zodanig plan; dat het voor het betreffende gebied geldende uitbreidingsplan als alle uitbreidingsplannen niet alleen voorziet in de plannen met betrekking tot de woningbouw maar dat dit plan tevens richtlijnen geeft voor de te treffen overige voorzieningen, welke voor een goede functionering van de samenleving noodzakelijk worden geacht; dat het stichten van kantoren derhalve zeer zeker dient te wor den beschouwd als te zijn in het belang van de volkshuisvesting; dat het tv/eede gedeelte van het bezwaarschrift van de 1j 31amant sub a bedoeldalsmede het bezwaarschrift van de reclamant, sub b be doeld, betrekking hebben op de schadevergoeding, Y/elke aan betrokkenen zal dienen te v/orien toegekend; dat ingevolge de Onteigeningswet de vergoeding van de v/erkelijk te lijden schade is verzekerd; dat vermelde bezwaren dan ook niet gegrond moeten worden geacht; dat door de reclamante, sub c bedoeld, bez-waar wordt gemaakt tegen de onteigening van het door haar bewoonde pand Blekerstraat no. 40; dat dit pand niet is gelegen binnen de grenzen van het gebied, Ymarop de voorgenomen onteigening van toepassing is; dat adressante dan ook niet als belanghebbende kan worden aan gemerkt en derhalve in haar bezv/aar niet ontvankelijk moet worden ge acht "gelezen"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1960 | | pagina 379