Ontheffing.
Artikel 13.
1De administrateur van de Reinigings- en Ontsmettingsdienst verleen
degene, die in de loop van het belastingjaar ophoudt gebruik te ma
ken van de diensten bedoeld in artikel 4 onder I, sub 2a, 2b, 2d e
artikel 7 onder I sub 1b, ontheffing van de betaling van het recht
voor zoveel vierde gedeelten als er nog volle kalenderkwartalen in
het belastingjaren overblijven, waarin van de diensten geen gebrul
wordt gemaakt, met dien verstande, dat voor de diensten genoemd in
artikel 4 onder I, sub 2a en 2b, alleen ontheffing wordt verleend,
indien het afschaffen van een privaatton een gevolg is van de fae-1
caliënafvoer op het gemeenteriool of, voor zoveel betreft de dienst
genoemd in artikel 4 onder I sub 2a, van onbewoonbaar verklaren vaiT
een perceel.
2. De in het eerste lid bedoelde ontheffing wordt alleen verleend op
schriftelijk verzoek van de belanghebbende, ingediend binnen twee
maanden na de dag waarop voor het laatst van de diensten is gebruiJ
gemaakt.
Artikel 14.
De vooruitbetaalde rechten zijn voor de helft verschuldigd indien
een aanvraag om dienstverlening schriftelijk wordt ingetrokken, voord,!
met de uitvoering een aanvang is gemaakt.
Vermind e ring
Artikel 15.
Onjuist in rekening gestelde rechten kunnen ambtshalve worden veil
minderd of vernietigd, zolang niet sedert het tijdstip waarop deze
rechten verschuldigd waren, drie jaren zijn verstreken.
Restitutie
Artikel 16.
Indien ten gevolge van een beslissing op een bezwaarschrift of eel
beroepschrift, op een verzoek om ontheffing, van een ambtshalve vermirl
dering, dan wel in het geval bedoeld in artikel 14, overeenkomstig de I
bepalingen van de gemeentewet en deze verordening genomen of gedaan,
reeds betaalde rechten moeten worden teruggegeven, geschiedt zulks zo I
spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen éón maand na de dag waar
op de desbetreffende beschikking is genomen of de intrekking van de
aanvraag is binnen gekomen.
Navordering.
Artikel 17.
1. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden, dat ten onrechtl
is afgezien van het in rekening stellen van rechten, dan wel de in I
rekening gestelde rechten ten onrechte zijn verminderd of terug ge-
geven of ten onrechte te weinig rechten in rekening zijn gesteld,
kunnen de te weinig geheven rechten worden nagevorderd zo lang niet I
sedert het tijdstip waarop de rechten geheven hadden moeten worden,!
drie jaren zijn verstreken.
2. Het na te vorderen bedrag wordt met het viervoud verhoogd, tenzij
Óp grond van dwaling, verschoonbaar verzuim of niet aan de belas
tingplichtige te wijten oorzaken, redenen aanwezig zijn om deze ver-I
hoging niet of slechts gedeeltelijk toe te passen. m I
"Delegatie.
Delegatie
Artikel 18.
Ingevolge het bepaalde bij artikel 301 van de gemeentewet treedt
voor de toepassing van de artikelen 299 on 300 dier wet in de plaats
van de Gemeenteraad, van Burgemeester en Wethouders en van de Burge
meester, de administrateur van de Reinigings- en Ontsmettingsdienst.
Inning.
Artikel 19»
De inning van de rechten geschiedt tegen kwijting door de admini
strateur van de Reinigings- en Ontsmettingsdienst.
De rechten zijn bij vooruitbetaling verschuldigd, behoudens in
het geval dat het recht eerst na de dienstverlening kan worden bepaald;
het recht moet alsdan worden voldaan binnen 10 dagen na de dagtekening
van de kennisgeving van het verschuldigde bedrag.
Invordering.
Artikel 20.
1Ingeval van niet of niet tijdige betaling van de rechten geschiedt
de invordering overeenkomstig het gestelde in de artikelen 291 tot
en met 295 van de gemeentewet.
2. In zodanig geval verstrekt de administrateur van de Reinigings- en
Ontsmettingsdienst aan de Gemeente-ontvanger de voor de vervolging
benodigde gegevens.
Afschrijving.
Artikel 21
Indien een belastingschuldige niet in staat is anders dan met
buitengewoon bezwaar het verschuldigde recht geheel of gedeeltelijk
te voldoen, kunnen Burgemeester en Wethouders op schriftelijk verzoek
van de belastingschuldige het verschuldigde bedrag geheel of gedeelte
lijk afschrijven.
Slotbepaling.
Artikel 22.
1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1961.
2. Op dat tijdstip vervalt de Verordening op de heffing van reinigings
rechten, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 december 1955? no.
16376 (Gemeenteblad 1956, no. 5)> goedgekeurd bij Koninklijk besluit
van 27 januari 1956, no. 5,gewijzigd bij raadsbesluiten van 5 septem
ber 1956, no. 12700 en 18 september 1957» no. 8678, goedgekeurd bij
Koninklijk besluit respectievelijk van 19 november 1956, no. 13 en
van 26 november 1957» no. 6, met dien verstande, dat zij van kracht
blijft ten aanzien van rechten, die vóór dat tijdstip verschuldigd
zijn geworden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.