No. 15823.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 30 no
vember i960 (bijlage no. 289);
gelet op de artikelen 170 en 228 van de Gemeenteyfet
BESLUIT:
met de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten te 1s-Gravenhage een
4ijf/o rentende geldlening aan te gaan, groot 121.000,--, tegen een
koers van 97 5/8J en verder onder de voorwaarden vermeld in de bij
dit besluit behorende ontwerp-overeenkomst van geldlening.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadert;
van
Voorzitter.
Secretaris.
Instandhouding scholen voor gewoon lager onderwijs te Goutun, ïïirdun,
Lekkum en Ilempens.
Bijlage no. 290. Leeuwarden, 29 november i960.
Aan de Gemeenteraad.
Ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel 22bis der
Lager-onderwijswet 1920 besluit de Gemeenteraad tot opheffing van een
openbare school voor gewoon lager onderwijs, indien het aantal leerlingen,
berekend naar de maatstaf van artikel 28 dier wet, minder bedraagt dan
het in eerstgenoemd artikel aangegeven getal. Dit getal hangt af van het
aantal inwoners der gemeente en bedraagt voor deze gemeente 100.
Aangezien het gemiddeld aantal leerlingen in i960 van de ïïiarda-
skoalle (Goutun), Uniaskoalle (ïïirdun), Prof. ïïassenberghskoalle (Lekkum)
en J.II. van IJsselskoalle (ilempens) resp. 57? 71? 60 en 29 bedraagt, zou
op grond hiervan tot opheffing van deze scholen moeten worden overgegaan.
Krachtens artikel 22bis, tweede lid, der wet kunnen echter deze
minder dan 100 leerlingen tellende scholen in stand worden gehouden, in
dien de Gemeenteraad beslist, dat deze instandhouding ingevolge artikel
19 der wet, hetwelk voorschrijft, dat in elke gemeente voldoend lager on
derwijs wordt gegeven in een genoegzaam aantal scholen, welke voor alle
kinderen zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid toegankelijk
zijn, wordt gevorderd.
Wanneer de Raad, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, een der
gelijke beslissing neemt, behoeft voor een termijn van drie jaren niet
tot opheffing van de betreffende scholen te worden overgegaan. Aangezien
het laatste raadsbesluit inzake de instandhouding van bovengenoemde scho
len werd genomen op 9 oktober 1957 dient thans opnieuw onder ogen te worden
gezien, of voor het nemen van een nieuw besluit voldoende aanleiding be
staat.
Opheffing van een of meer der genoemde scholen zou tot gevolg hebben,
dat de leerlingen zouden moeten worden overgeplaatst naar een andere
dorpsschool of naar de stadsscholen. Liet het oog op het gebrek aan plaats
ruimte en de in dat geval door de leerlingen af te leggen afstanden kan
dit echter geen aanvaardbare oplossing worden geacht. Aan het reeds ge
noemde voorschrift van artikel 19 van de Lager-onderwijswet 1920, dat vol
doend openbaar lager onderwijs in een genoegzaam aantal scholen moet wor
den gegeven, zou naar onze mening in dat geval stellig niet worden voldaan.
Wij kunnen hier nog aan toevoegen, dat wij aan de school, als samen
bindend element in de plaatselijke samenleving grote betekenis hechten.
Opheffing kan, vooral in do kleinere dorpen, tot aantasting van de dorps
gemeenschap leiden en moet ook uit dien hoofde ongewenst worden geacht.
Deze overweging heeft een aantal jaren geleden nog geleid tot de bouw van
een nieuwe woning voor het schoolhoofd te Ilempens en tot algehele ver
nieuwing van de scholen te Ilempens en te Goutum.
Op grond van hetgeen hiervoor werd opgemerkt omtrent de naleving van
artikel 19 van do Lager-onderwijswet 1920 zijn wij van oordeel, dat niet
tot opheffing van een of meer van de genoemde dorpsscholen dient te wor
den overgegaan. ".Tij geven U derhalve in overweging te besluiten overeen
komstig het hierna opgenomen ontwerp.
Burgemeester en ïïethoudors van Leeuwarden,
A.A.M. van der heulen, Burgemeester.
Verzonden 29 november i960.
de Jong, Secretaris.