ITo16670.
DE RAAD DDR GEi.IEElTTE LEEUUARDEIT;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en ïïethouclers d.d. 16
december 1960, bijlage no. 314;
gelet op artikel 177 der Gemeentewet;
BESLUIT:
tot het voeren van een rechtsgeding, ook in hoger beroep, inzake
schriftelijke vastlegging van een pachtovereenkomst tussen de gemeen
te Leeuwarden, verpachtsteren B.C. Galena, pachter, van gardeniers
land, gelegen ten zuiden van de Huizunerlaan, kadastraal bekend ge
meente Huizum, sectie B, nos. 2305, 4225 en 4676, ter gezamenlijke
grootte van 1.41.40 ha.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Vordering privé-gebruik dienstauto ir. H.H.Ph. Backer.
Bijlage no. 315- Leeuwarden, 16 december i960.
Aan de Gemeenteraad.
In 1956 heeft ons college vergoedingen vastgesteld voor het privé-
gebruik van dienstauto's. Daarbij werd o.m. aan de toenmalige directeur
van de Energiebedrijven, ir. H.H.Ph. Backer, een bedrag van 1.189,90
in rekening gebracht. Van de desbetreffende beslissing kwam irBacker
in beroep bij het Ambtenarengerecht, dat op zuiver formele gronden die
beslissing nietig verklaarde (beslissing 5 februari 1957)»
Het gerecht overwoog, dat het hier ging om een vergoeding van de ?/erke-
lijke kosten en dat deze overeenkwamen met de schade, bedoeld in artikel
75 van het Algemeen Ambtenarenreglement. Voor de vaststelling van een
schadevergoeding op grond van dit artikel is echter vereist, dat de be
trokken ambtenaar de gelegenheid krijgt zich te verantwoorden, hetgeen
in casu niet was geschied.
Rekening houdende met deze uitspraak heeft ons college op 23 okto
ber 1957 een nieuw besluit genomen ter vaststelling van de schade als
bedoeld in artikel 75» Uitgaande van het begrip werkelijke kosten werd
deze schade nader bepaald op 2.166,23»
Van dit besluit stelde ir. Backer eveneens beroep in bij het Ambte
narengerecht, dat op 3 mei i960 uitspraak deed. Het gerecht deed in deze
uitspraak duidelijk uitkomen, dat het aan de schuld van ir. Backer te
wijten was, dat ten gevolge van het pri vé-gebruik der dienstauto door de
gemeente schade is geleden. Het gerecht waardeerde de schade echter op
6 cent per kilometer en kwam aldus tot een totaalbedrag van 1.167,78»
Y/aar het aangevallen besluit een hoger bedrag vaststelde kwam het naar
het oordeel van het gerecht derhalve in strijd met artikel 75 van het
Ambtenarenreglement, op grond waarvan het vernietigd werd.
Bij onveranderde omstandigheden zou ons college een nieuw besluit
hebben kunnen nemen, waarbij, wederom op basis van artikel 75 Re schade
werd bepaald op het door het Ambtenarengerecht aangegeven bedrag van
1.167,78» Gegeven de overwegingen in de vorige uitspraak zou het bui
ten twijfel zijn geweest, dat ir. Backer in dat geval bij beroep in het
ongelijk zou zijn gesteld. De omstandigheden zijn sedert het vorige be
sluit van ons college echter in zoverre gewijzigd, dat ir. Backer thans
geen ambtenaar dezer gemeente meer is. Dientengevolge is het Algemeen
Ambtenarenreglement niet meer op hem van toepassing, zodat hij niet meer
op grond van artikel 75 kan worden aangesproken.
De aangewezen weg om de heer Backer thans tot betaling te noodzaken
is het instellen van een civielrechtelijke vordering. Met het oog daarop
werd het advies ingewonnen van mr. R. Romer, welk advies wij bij de stuk
ken ter inzage hebben gevoegd. Mr. Romer concludeert tot het doen instel
len van een vordering en daarbij wederom uit te gaan van het bedrag van
2.166,23, dat bij ons besluit van 23 oktober 1959 is vastgesteld op
basis van een kilometerprijs van 11,13 cent.
Ir. Backer heeft zich in dezen tot Uw Raad gewend met een schrijven,
waarin hij zijn standpunt uiteenzet. Opgemerkt wordt echter, dat dit
schrijven geheel voorbij gaat aan het door het Ambtenarengerecht bij zijn
laagste beslissing uitdrukkelijk ingenomen standpunt inzake de verschul
digdheid der schadevergoeding en het bedrag daarvan.
"Y/aar