-Nu- Op deze gronden moeten wij wel concluderen dat de eerste door het collegJ van Gedeputeerde Staten gestelde grond niet voldoende is om zijn beslissing J dragen. Ad. b. Het bestaande park wordt door de bebouwing van het omstreden terrein ni aangetastSlechts krijgt de strook, waarmede dit park kan worden uitgebreid, a ringere afmetingen. Het hier te stichten kerkgebouw, dat volgens de bouwplannj een sober uiterlijk zal hebben en van betrekkelijk geringe proporties zal zijr| zal met grote zorg en omzichtigheid worden ingevoegd in de uit te breiden bepll ting en padenaanleg. Uiteraard is het scheppen van een harmonisch geheel mindJ moeilijk nu de vergroting van het park nog niet heeft plaats gehad, zodat een 3J ander op elkander lean worden afgestemd. Aldus behoeft men voor verbreking vanl eenheid van het park naar ons oordeel dan ook niet te vrezen. Wij hebben een I ning van de situering van de te bouwen kerk, waarop tevens enige doorsnedetekl gen van het ter plaatse te realiseren project, voor U. ter inzage gelegdOok hieruit blijkt, dat een waardig en stedebouwkundig gaaf geheel zal kunnen wonf verkregen. Wij tekenen hierbij nog aan, dat de mogelijkheid, dat hier een ander gebq voor bijzondere doeleinden wordt gesticht, uitgesloten is, aangezien het terreB overeenkomstig artikel 11 van de tot dit uitbreidingsplan behorende bebouwingsB schriften enkel is bestemd voor de bouw van een kerkgebouw c.a. Zelfs al zou men rekening houden met de mogelijkheid, dat hier nu of latei een gebouw zou worden geprojecteerd, dat afwijkt van het bovenbedoelde plan, dl nog behoeft men naar onze mening geen vrees te koesteren, dat hier geen gaaf g| heel zou ontstaan. Voor de uitvoering van een plan tot oprichting van een hierl detonerend bouwwerk zouden wij immers nimmer, gelet op de in de bouwverordenirJ voorkomende welstandsbepaling, de vereiste bouwvergunning verlenen. Dat ook bil Uw Raad en bij ons college volledig besef aanwezig is van het stedebouwkundig I voelige karakter van het onderhavige punt blijkt wel uit het feit, dat er angsl vallig voor gewaakt is, dat grond langs de Julianalaan wordt vervreemd. Het bi houd van een strook grond tussen die laan en het terrein, waarop de bebouwing geprojecteerd, en het geven van een recreatieve bestemming aan die strook zij gen van het streven de eenheid van het park aan de zijde van de Julianalaan oo| visueel volledig te waarborgen. Hoe Gedeputeerde Staten in de geringe aantasting van de voor uitbreiding het Julianapark bestemde strook grond een versnippering van het park kunnen zij is ons niet duidelijk. Van de toekomstige parkoppervlakte inclusief het Ier waarop het kerkgebouw zal verrijzen ter grootte van 4,3 ha zal dit terrei:.| slechts 0,25 ha beslaan, dat wil zeggen 5h Versnippering, waaronder wij verstaan het doen uiteenvallen in te veel kl| stukken, zal hiervan geenszins het gevolg zijn. Wij zijn, gelet op het vorenstaande, van mening, dat hier volgens het pis» 1 noch een verbreking van de eenheid noch een versnippering van genoemd park za' plaats vinden. Nu wij van oordeel zijn, dat de gronden, waarop het meergenoemde college zijn onthouding van goedkeuring aan een deel van het herziene plan doet steunci| niet bij machte zijn deze beslissing te dragen, menen wij U in overweging te rn| geven hiertegen bij Hare Majesteit de Koningin beroep in te stellen onder aanvt ring van de bovenaangegeven gronden tegen het afwijzende standpunt van Gedeputl Staten. Viij zijn van gevoelen, dat het instellen van beroep niet alleen op goetj gronden mogelijk is, doch dat het ook noodzakelijk is in appèl te gaan. Zonder ingrijpende wijzigingen in het stedebouwkundig plan is het immers niet mogelijj in het gebied ten v/esten van de Verlengde Schrans een aanvaardbare plaats voor bouw van deze kerk te vinden. Stellig zou het niet mogelijk zijn een enigszins! centraal gelegen punt in deze wijk hiervoor aan te wijzen. I Wij merken tenslotte nog op, dat artikel 38 van de Woningwet de mogelijk;! opent tot het instellen van beroep als bovenbedoeld binnen een maand na dc besl sing van Gedeputeerde Staten. Blijkens constante jurisprudentie moet deze bepal zodanig worden geïnterpreteerd, dat de genoemde termijn aanvangt daags na de zending van die beslissing. Nu de desbetreffende beschikking op 9 februari i960 werd verzonden kan Uw Raad in zijn aanstaande vergadering derhalve nog tijdig besluiten in beroep te gaan. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M.van der Meuien, Burgemeester. de Jong, Secretaris. Verzonden 24 februari i960.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1960 | | pagina 69