1
\A
[te
*jtfg «M
-22-
in de jaren 1964 tot en met 19^7 geleidelijk afloopt.
Voor onze gemeente zal de nieuwe regeling een voordeel op
leveren. Het maken van een becijfering van dit voordeel is echter,
in verband met het ontbreken van gegevens over de hoogte van di
verse uitkeringsnormen, zeer moeilijk. Uitgaande van de vast
staande gegevens en verder rekening houdend met geschatte cijfers
voor de nog niet bekende normen hebben wij het voordeel voorlopig
becijferd op ongeveer 1.200.000,-- per jaar. Uit cijfer, dat
wij met groot voorbehoud geven, is derhalve lager dan het tekort
op de ontxirerp-begroting voor 1960 bedraagt. Zoals wij reeds op
merkten zal het voordeel slechts geleidelijk (over 1960 voor
2/5 deel) aan onze gemeente ten goede komen.
Uoordat nog vele voor een juiste raming van de uitkeringen
over 1960 benodigde gegevens ontbreken, is de ontwerp-begroting
voor dit jaar - overeenkomstig de richtlijnen van de Minister
van Binnenlandse Zaken - samengesteld zonder nog met de nieuwe
regeling rekening te houden. De werkingsduur van de oude rege
ling, die reeds voorlopig tot en met 1959 was verlengd, zal,
indien het desbetreffende voorstel van de Regering wordt aan
vaard, alsnog tot en met 1960 worden verlengd. Het rijk gaat
inmiddels voort met het verstrekken van voorschotten op basis
van de oude regeling. Te zijner tijd zullen de voorschotten over
1959 en 1960 met de werkelijke uitkeringen op grond van de nieuwe
regeling worden verrekend. Gezien het tempo, waarin de behande
ling van het wetsontwerp plaats vindt, zijn wij, wat het tijd
stip waarop deze verrekening zal geschieden, niet optimistisch
gestemd.
In verband met de stijging van het kostenpeil en de omvang
der beschikbare middelen zijn de voorlopige uitkeringspercenta
ges voor de algemene en de belastinguitkering (oude stijl) voor
1960 aanvankelijk bepaald op respectievelijk 158 en 148. De uit
keringen zijn in de ontwerp-begroting voor 1960 naar deze per
centages geraamd. Over 1959 bedroegen de uitkeringspercentages
onderscheidenlijk 150 en 144» ®ij brief van 10 februari i960
heeft de Minister van Binnenlandse Zaken medegedeeld, dat het
voorlopige uitkeringspercentage voor de belastinguitkering voor
1960 alsnog is verhoogd van 148 tot 156. De hierdoor extra be
schikbaar komende middelen moeten echter worden beschouwd als
(gedeeltelijke) compensatie voor de gevolgen der aangekondigde
salarisverhogingen van het overheidspersoneel. Zolang de hogere
"salarislasten"