Request A.lJtsma, Breitnerstraat 14c, Leeuwarden.
Bijlage no. 114, Leeuwarden, 5 april 1961.
Aan de Gemeenteraad.
wij delen U mede, dat de heer A.iJtsma, Breitnerstraat 14c, alhier,
bij de Directeur van het Woningbedrijf zowel als bij de heer Hoofdinge
nieur-Directeur van de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid in deze pro
vincie heeft geklaagd over het slecht functioneren van de schoorsteen van
het door hem bewoonde huis. Haar aanleiding daarvan hebben beide functiona
rissen een onderzoek doen instellen, hetgeen de heer IJtsma deed verwach
ten, dat spoedig terzake afdoende maatregelen zouden worden getroffen.
Toen dit niet binnen enkele weken het geval was, heeft hij zich bij schrij
ven van 14 februari j.l. schriftelijk tot de directeur van het Woningbe
drijf gewend. Aangezien, aldus de heer IJtsma, ook op die brief niet is ge
reageerd, ziet hij zich verplicht Uw Raad van een en ander op de hoogte te
stellen. Zijn hierop betrekking hebbende brief van 17 maart 19ol en een af
schrift van zijn oerdorvormcld schrijven van 14 februari j.l. liggen voor
U bij de stukken ter inzage.
Het door adressant vermelde euvel schijnt zich met name voor te doen
bij de woningen aan de Breitnerstraat. Onmiddellijk na het bekend worden
van de bedoelde klachten is in nauw overleg tussen de directeur van het
Woningbedrijf, de architect van de betreffende woningen en de aannemer,
een ernstig en intensief onderzoek ingesteld naar de oorzaken van de klach
ten, alsmede naar mogelijkheden om deze gerechtvaardigd gebleken klachten
op te heffen.
De oorzaken van het euvel schijnen echter moeilijk aanwijsbaar te zijn.
In vele gemeenten in ons land doet zich hetzelfde verschijnsel voor. Men
meent wel als oorzaak te moeten aanwijzen de situering van de woningblok
ken. Wanneer twee achter elkaar in dezelfde richting gebouwde blokken wo
ningen aanwezig zijn, schijnen de schoorstenen van het achterste blok niet
te willen trekken. Wordt er voor het voorste blok weer een complex wonin
gen gebouwd, dan schijnt zich de moeilijkheid naar het andere blok te
verplaatsen. Ook wijt men het inconvenient wel aan de wijze van bouwen met
platte daken, als gevolg waarvan, vooral op de bovenste etage slechts zeer
korte rookkanalen aanwezig zijn. Verder wijst men nog op de sterk gewij
zigde methoden van stoken. De verwarmingsapparaten worden steeds meer ge
perfectioneerd, waardoor nagenoeg geen warmte meer "door de schoorsteen"
gaat. Aangezien koude schoorstenen nu eenmaal niet goed trekken, wordt ge
steld, dat naarmate de verwarmingsapparaten meer worden geperfectioneerd, do
reeds sinds vele jaren ongewijzigd gebleven schoorsteenkanalen slechter
functioneren. Bij toepassing van oliekachels schijnt dit laatste wel zeer
in het bijzender op te gaan. Men kan derhalve stellen dat de techniek ten
aanzien van de schoorsteenkanalen ten achter is gebleven bij die van de
kachels. Aangezien er in de kringen van de technici geen communis opinio
bestaat over de oorzaken van het bovenvermelde verschijnsel zult U kunnen
begrijpen, dat wij geen bepaalde oorzaak van het geconstateerde euvel kun
nen aanwijzen.
Zoals reeds is vermeld is ernstig en intensief gezocht naar mogelijk
heden om de geuite bezwaren op te heffen. Wij menen goed te doen U van al
deze pogingen in kennis te stellen. In de eerste plaats is overgegaan tot
het aanbrengen van pijpen op de schoorstenen, variërende van 3 tot 4 meter
hoogte. Een gunstig resultaat werd daarbij niet verkregen. Vervolgens heeft
men tal van soorten schoorsteenkappen geprobeerd, zelfs kappen, die per
"stuk"