40 en tenslotte van 100. Deze boeteregeling werkt minder bevredigend. Ene;
zijds omdat geen boete verschuldigd is de eerste twee keren bij maandhurei
en de eerste vier keren bij weekhuren dat de huur niet betaald is, ander
zijds doordat in gevallen van ernstige wanbetaling de insolventie van ae
huurders wol een beletsel is voor ie betaling van de hoge boete (100 c/o vaj
de huur)
In verband met vorenbedoelde bezwaren wordt voorgesteld de boeteregej
ling in die zin te 'wijzigen, dat de huurder voor iedere week, dat hij na
de vervaldag van de huur in gebreke is, een boete van 2,verschuldigd
is. Bij deze regeling is het uiteraard wel wenselijk de huurders, die op
vervaldag in verzuim zijn gebleven, nog eens schriftelijk aan te manen.
Het genoemde boetebedrag is berekend naar de incassokosten van de dourwaa
der (in het algemeen 10 °,o van de te innen bedragen), de administratiekost
van het Woningbedrijf en het gemiddelde huurpeil.
Art. 5.
Tot zekerheid voor de nakoming van zijn verplichtingen is de huurder
gehouden een 'waarborgsom te storten gelijk aan viermaal de weekhuur of eei
maal de maandhuur. Gebleken is, dat de na afloop van de huur nog op de
huurder tc verhalen kosten - veelal die van herstel van schade aan het ge
huurde - in het algemeen minder dan 60,-- bedragen. Tengevolge van hc-r
huidige huurniveau overschrijden de waarborgsommen voor de nieuwere wonin
gen het bedrag van 60,wel. In verband met de toekomstige huurverho
gingen is te verwachten, dat het verschil tussen de te storten waarborg
sommen on do eventueel op de gewezen huurders te verhalen kosten nog zal
toenemen. Daarentegen komt hot ook voor, dat waarborgsommen, die voor wo
ningen in de laagste huurklassen gestort zijn, ontoereikend zijn om daarJ
de door de huurders verschuldigde kosten te bestrijden. In verband mot ,:M
on ander wordt voorgesteld de 'waarborgsommen to limiteren on wol door v?.s|
stelling van een maximum van 60,-- en een minimum van 35?
Met het oog op het geval, dat een waarborgsom gedurende de looptijd
van de huur geheel of gedeeltelijk is gebruikt voor de betaling van niet
door de huurder nagekomen verplichtin ;en, is in hot tweede lid een ver
plichting tot bijstorting van de waarborgsom opgenomen.
De terugbetaling geschiedt zodra na het einde van de huur en van het
gebruik gebleken is, dat de huurder zijn verplichtingen is nagekomen, lezel
formulering is gekozen om te voorkomen, dat aan iemand, die krachtens huuil
bescherming - dus na het beëindigen van de huur - het gebruik van een per
ceel heeft, reeds tijdens dat gebruik de waarborgsom moet worden gerestit'J|
eerd
Over de ^waarborgsom pleegt geen rente te worden vergoed. Leze praktij
is thans uitdrukkelijk in het derde lid tot uitdrukking gebracht.
Art. 9.
In het bepaalde onder d is een voorziening opgenomen om het verstoppej
van toiletten en afvoerleidingen tegen te gaan. Mocht in geval van verstrpl
ping de aanwezigheid van een van de in deze bepaling bedoelde stoffen in
afvoerleidingen worden geconstateerd, dan volgt daaruit, dat de huurder vol
de verstopping aansprakelijk is. De kosten van ontstopping komen dan te
zijnen laste. In geval van verstopping van gemeenschappelijke afvoerleidmj
gen (b.v. in flats) door de hierbedoelde stoffen, zal opsporing van de vooj
die verstopping aansprakelijke huurder(s) veelal niet mogelijk zijn. Ook sj
ontbreekt in dit geval de verhaalsmogelijkheid voor de ontstoppingskosten,
toch zal hot onderhavige voorschrift de functionering van de gemeenschap?'1
lijke afvoerleidingen ten goede komen.
Art11.
Teneinde te voorkomen, dat het exterieur van in het oog vallende por
celen zoals b.v. (toren!-) flats ontsierd wordt door een grote verscheiden
"held"
heid in modellen en kleuren van zonwerende voorwerpen, wordt voorgesteld
te bepalen, dat huurders van daartoe door ons aangewezen percelen uitslui
tend markiezen e.d. mogen hebben overeenkomstig een goedgekeurd(e) model
en kleur.
Art. 12.
Zonder onze schriftelijke toestemming mogen de huurders op hun erven
geen getimmerten, opgaande struikgewassen of bonen hebben.
Daarnaast wordt voorgesteld in het tweede lid te bepalen, dat kan wor
den opgetreden tegen de aanwezigheid van gevaarlijke, ontsierende of hinder
lijke getimmerten, struikgewassen en bomen. Toepassing van dit lid is moge
lijk in gevallen, dat getimmerten, struikgewassen of bomen, die lang gele
den - zij het met onze toestemming - zijn aangebracht dan wel bij het in
gaan van de huurovereenkomst reeds aanwezig waren, gevaarlijk, ontsierend
of hinderlijk zijn geworden. Wj.j denken hierbij o.m. aan bomen of struiken
die zich excessief hebben ontwikkeld.
Art1 1
De huurders mogen volgens de tegenwoordige verordening huisdieren hou
den, tenzij wij dit verbieden. Voorgesteld wordt aan te geven in welke geval
len wij van onze bevoegdheid in dezen gebruik kunnen maken.
Art. 18.
In dit artikel worden enige nieuwe voorzieningen ter voorkoming van
overlast voorgesteld. Die voorzieningen zijn vooral van belang voor de be
woners van de - veelal gehorige - meergezinshuizen. Zo is o.m. de verplich
ting opgenomen, dat alles moet worden nagelaten wat overlast kan veroorzaken
Oit de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 24 juni 1960 (lI.J. 1960, no. 495)
kan worden afgeleid, dat de niet-nakoming van die verplichting wanprestatie
oplevert op grond waarvan ontbinding van de huurovereenkomst kan worden ge
vraagd. Bij ontbreken van een verbod om aan de omwonenden overlast to be
zorgen, acht de rechter het veroorzaken van zodanige overlast goen wanpresta
tie tegenover de verhuurder. Het verbod matten te kloppen is uitgebreid tot
gemeenschappelijke ruimten in meergezinshuizen.
In het bepaalde onder d is voorgeschreven, dat voor een aansluiting op
een centrale antenne gebruik wordt gemaakt van snoeren, waarvan het model
door ons is goedgekeurd. Dit voorschrift beoogt een einde te maken aan het
euvel, dat een raüio- of televisietoestel door middel van een ondeugdelijk
snoer op een centrale antenne wordt aangesloten, waardoor de ontvangst van
andere op die antenne aangesloten apparaten wordt gestoord.
Art. 21.
In dit artikel is de in ons voorstel bedoelde voorziening opgenomen
voor het schoonhouden van gemeenschappelijke ruimten in flats.
art. 22.
Het komt voor, dat er schade wordt toegebracht aan gemeenschappelijke
ruimten of installaties in meergezinshuizen zonder dat iemand voor die scha
de aansprakelijk gesteld kan worden. De bewoners hebben er geen belang bij
de schadeplichtige op te sporen, omdat de schade toch door het Woningbedrijf
wordt hersteld. Soms komt het voor, dat, indien de schade door een van de
medebewoners is toegebracht, de overige bewoners niet bereid zijn de naam
van de schuldige te noemen. Voorgesteld wordt de huurders, die gerechtigd
zijn van de gemeenschappelijke ruimten of installaties gebruik te maken,
voor die schade aansprakelijk te stellen, tenzij bewezen kan worden, dat een
derde schadeplichtig is. Deze aansprakelijkheid sluit aan op die van art.
1600 Burgerlijk Wetboek volgens hetwelk de huurder aansprakelijk is voor alle
schaden, aan het gehuurde toegebracht, tenzij hij bewijst, dat deze buiten
zijn schuld hebben plaatsgehad.
"Art. 26."