la
Bouwverordening voor het stadsgebied.
Bijlage no. 178. Leeuwarden, 13 juni 1961
Aan de Gemeenteraad.
In de loop der jaren na het in werking treden van de Woningwet op
1 augustus 1902 zijn er verschillende pogingen gedaan om tot meer eenheid
te komen ten aanzien van de gemeentelijke bouwverordeningen. De Woningwet,
zoals thans nog in de huidige opzet, gaf een aantal punten aan, waarom
trent de Gemeenteraden verplicht waren voorschriften vast te stellen. De
Woningwet gaf en geeft dus aan de Gemeenten grote armslag. Het gevolg was,
dat de eerste bouw- en woningverordeningen een grote mate van verscheiden
heid vertoonden, zij het dat honderden kleine Gemeenten bij het opstellen
van de geëiste verordening gebruik hadden gemaakt van een van particuliere
zijde samengestelde en uitgegeven leidraad, de zogenaamde Leidraad van
Blaupot ten Cate, van Gijn en Schelling. Het zou in dit bestek te ver voe
ren om een uiteenzetting te geven van verdere pogingen om tot meerdere uni
ficatie van de gemeentelijke bouwverordeningen te komen. Vermeld mogen
worden de leidraden, welke de inspecteurs van de volkshuisvesting hebben
samengesteld en welke zij in hun ambtsgebied hebben gepropageerd. Onder
de druk van de woningnood na de eerste wereldoorlog, toen grote aantallen
woningen met Rijkssteun werden gebouwd, verschenen van Rijkswege de "Alge
mene Voorwaarden voor de bouw van woonhuizen met Rijkssteun". De voorwaar
den, v/elke een zuinige en deugdelijke bouw beoogden en tevens tot strek
king hadden meer eenheid in de gemeentelijke bouwverordeningen te brengen,
werden later verwerkt in een in 1924 door de directeur generaal van de
volkshuisvesting, Mr. L. Lietaert Peerbolte en de hoofdinspecteur Ir. H.
van der Kaa, uitgegeven "Leidraad bij het samenstellen of herzien van
bouwverordeningen". Naderhand werd door deze nog uitgegeven een "Modelver
ordening voor kleine Gemeenten". De zo juist genoemde leidraad en model
verordening y/erden na de belangrijke wijziging van de Woningwet in 1931 ge
wijzigd en aangevuld. Tijdens en na de tweede wereldoorlog verschenen op
het gebied van de materie der bouwverordeningen nog enkele normaalbladen
Al deze pogingen hebben niet kunnen beletten, dat na de tweede wereld
oorlog en thans nog de gemeentelijke bouwverordeningen een zeer grote ver
scheidenheid vertoonden en vertonen. Als gevolg van verschillende ontwikke
lingen Tferd de roep naar unificatie steeds sterker. In de eerste plaats
valt te vermelden, dat de verscheidenheid onder de bouwverordeningen een
belemmering is voor een rationele ontwikkeling ten aanzien van het ontY/er-
pen van gestandaardiseerde details of het fabriceren van gestandaardi
seerde bouwonderdelen. Het behoeft geen betoog, dat standaardisatie leidt
tot kostenverlaging, hetgeen voor de nationale economie van groot belang
is. In verband voorts met de omstandigheid, dat een goede halve eeuw ge
leden het bouwen practisch een Locale activiteit was en thans is ontwik
keld tot een in vele gevallen nationale activiteit, zijn architecten en
bouwondernemers momenteel niet meer gebonden aan een bepaalde plaats of
streek. Architecten, die woningen en andere gebouYfen ontwerpen in ver
schillende Gemeenten moeten zich telkens instellen op andere voorschrif
ten, evenals de onder hen Yrerkende ontwerpers en tekenaars. Zulks brengt
tijdverlies en derhalve kostenverhoging mede. Bouwondernemers is het vaak
onmogelijk details van vroeger uitgevoerde woningcomplexen over te nemen,
terwijl het vaste personeel van die ondernemers, dat bij een werk in een
bepaalde Gemeente een zekere routine heeft verkregen, zich, indien daarna
bouw in een andere Gemeente volgt, eveneens moet omschakelen. Een en ander
heeft verlies van arbeidsproductiviteit ten gevolge. Tenslotte worden ir
rationele en niet begrepen verschillen in de bouwverordeningen bij
"architecten"