de woning kunnen worden getracht en wel op de meest doelmatige en
veilige wijze. Voor wat betreft de oudbouw is volstaan met te eisen,
dat vaste constructies voor het bevestigen van hijstoestellen e.d. voor
zover aanwezig, aan redelijke eisen van veiligheid en bedrijfszeker
heid voldoen en de toegankelijkheid tot de hijsinstallatie of de lift
verzekerd blijft, terwijl tenslotte de mogelijkheid is geopend op te
treden tegen personen, die de toegang tot de even genoemde transport
middelen versperren.
5. Televisie-antennes.
De televisie ondergaat een stormachtige ontwikkeling, welke herinnering
oproept aan de snelle toename van het aantal ontvangtoestellen voor de
geluidsomroep in het tijdvak van 1920 - 1935» Toen verschenen overal
op de daken antennepalen, welke veelal door onvoldoende bevestiging bij
storm gevaar vormden voor ongevallen, terwijl hele mastbossen van palen
het stadsbeeld sterk ontsierden. Allengs verbeterde zowel de zendappa
ratuur als de gemiddelde ontvangapparatuur zodanig, dat het mogelijk
werd ook zonder masten een redelijke ontvangst te verkrijgen.
Door de grote toename van het aantal televisietoestellen verschijnen
wederom enorme aantallen masten op de daken. Ondeugdelijke bevestiging
leidt tot beschadiging der gebouwen, waarop de masten zijn geplaatst
(breken van schoorstenen, lekkage van daken). Te zwak geconstrueerde
masten waaien om of breken en veroorzaken daardoor ongevallen. Tenslot
te ontsieren de soms hoge masten het stadsbeeld. Het probleem omtrent
de antennes heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten er toe ge
bracht in 1958 in de z.g. Blauwe Beeksserie een boekje te doen ver
schijnen, waarin verschillende bepalingen ter overname in de gemeente
lijke bouwverordeningen werden voorgesteld. De aanbevolen bepalingen
zijn in hoofdzaak in bijlage I, letters B, Ap, Az, Bb en Bg overge
nomen.
Daar de meeste masten op bestaande gebouwen worden opgericht, is in het
hoofdstuk der verordening, betreffende bestaande gebouwen, het oprich
ten, plaatsen of hebben van een antenne gekoppeld aan een vergunning.
De vergunning mag niet worden geweigerd, als aan de gestelde eisen wordt
voldaan. De eisen hebben betrekking op de deugdelijkheid, veiligheid
en de welstand. Hierbij staat echter goede ontvangst voorop. Zo zal het
niet mogelijk zijn uit een oogpunt van welstand een vergunning te wei
geren of zulke eisen te stellen, dat een redelijke ontvangst niet mo
gelijk is. Bij nieuwbouw moet uiteraard ook aan de gestelde eisen wor
den voldaan. Bovendien is ten aanzien van nieuwbouw de mogelijkheid ge
opend te eisen, dat op gebouwen, waarin zich 12 of meer woningen zullen
bevinden, een centrale antenne moet worden aangebracht, zulks teneinde
het aantal televisiemasten op een flatgebouw reeds bij voorbaat te be
perken.
Houders van reeds bestaande antennes en houders van centrale antennes
worden geacht een vergunning te hebben. Tegen bestaande antennes zal
kunnen worden opgetreden, als zij gevaar opleveren of een sterk ont
sierend karakter hebben.
Uit het vorenstaande volgt, dat het bezwaar van ontsiering moet worden
aanvaard, indien het technisch niet mogelijk is anders een behoorlijke
ontvangst te waarborgen. Evenwel is rekening gehouden met een eventu
eel voortschrijden van de techniek in die zin, dat in de toekomst volstaan
kan worden met masten van kleinere afmetingen of dat zelfs voor een goe
de ontvangst geen masten meer nodig zijn. Verder is rekening gehouden
met de mogelijkheid een antenne te doen verwijderen wanneer aansluiting
op een centrale antenne mogelijk is. In al deze gevallen zal de ver
gunning kunnen worden opgezegd.
'Tenslotte"