-21-
o. de samenstelling van lift-, lucht- en lichtkokers;
d. de samenstelling van constructies van bijzondere aard;
e. dc brandvrije bekleding van dragende bouwdelen;
f. de zwaarte, de samenstelling en de wijze van verbinding en beves
tiging van brandvrij materiaal.
2, Ten aanzien van garages en autoboxen gelden de volgende eisen:
a. de vloer van een garage of autobox moet samengesteld zijn uit be
ton of steen, terwijl de wanden en de afscheidingen in een garage
uit brandvrij materiaal moeten bestaan; de deuren moeten uit
brandvrij materiaal zijn samengesteld of daarmee zijn bekleed;
b. garages of autoboxen, grenzend aan woonruimten, moeten daarvan
brandwerend zijn afgescheiden en voorts zodanig, dat het door
dringen van geraas zoveel mogelijk wordt voorkomen en het door
dringen van dampen is uitgesloten; indien de verbinding van een
garage met tot woning bestemde ruimten noodzakelijk is, mag daar
in slechts worden voorzien door een brandvrije zichzelf sluitende
deur, gevat in een brandvrij kozijn;
c. tenzij een garage of autobox gelegen is onder een vloer van gewa
pend beton of een andere daaraan gelijkwaardige constructie, moet
hij voorzien zijn van een brandvrij plafond;
d. een garage of autobox, voorzien van twee tegenoverelkaar gelegen
buitenwanden, moet worden geventileerd door doeltreffende lucht
roosters, welke in elk dier wanden, gelijkmatig verdeeld over de
volle breedte van de garage, moeten worden aangebracht; deze roos
ters mogen met de bovenkant op ten hoogste 0.50 m boven de vloer
zijn gelegen, moeten een gezamenlijk luchtdoorlatend oppervlak
van ten minste 1/500 gedeelte van het vloeroppervlak bezitten en
mogen nimmer buiten gebruik worden gesteld;
e. indien in een garage slechts één buitenwand de onder d genoemde
luchtroosters kunnen worden aangebracht, moeten, behalve deze, aan
de tegenoverliggende wand luchtkokers worden gemaakt; deze kokers
moeten worden samengesteld uit brandvrij materiaal, moeten op ten
hoogste 0,25 m boven de vloer aanvangenoen gezamenlijk inwen
dige doorsnede'van ten minste 1/1000 gedeelte van het vloeropper
vlak hebben en buitendaks zijn voorzien van behoorlijk werkende
zuigkappen.
3. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het be
paalde in het tweede lid onder c, voor garages of autoboxen zonder
bovenverdieping. Alsdan gelden de door hon te stellen nadere eisen.
Afdeling E.
Voorkoming van vochtigheid.
Artikel 44-
1De grond onder de beganegrondvloeron van gebouwen, waarin op de be
gane grond woon- of werkruimten of andere verblijfplaatsen voor men
sen voorkomen, moet, indien zioh onder deze vloeren geen kelders be
vinden, v/orden afgedekt door eon laag beton van een samenstelling
vqn 1 cement, 3 zand, 5 grind, ter dikte van 0.06 m, tenzij de con
structie van de vloer reeds een voldoend dichte afsluiting vormt.
2. De bovenkant van de in het vorige lid bedoelde bodemafsluiting mag
niet lager liggen dan 0.45 m onder de vloer en niet hoger dan 0.20 m
onder do vloer en moet in kot algemeen onmiddellijk aansluiten bij
hot in .-rt-'.I:cl 45; eerste lid onder a, bedoelde tra.sraam.
3