-32-
Afdeling I.
Stookplaatsen; rookkanalen of schoorstenen.
Artikel 68.
1. De in artikel 25, eerste lid onder t>, c en d, genoemde vertrekken
moeten, tenzij centrale verwarming wordt toegepast, zijn voorzien
van een stookplaats.
2. Elke stookplaats moet gelegenheid hebben tot afvoer van rook of ver
brandingsgassen naar buiten door een afzonderlijk rookkanaal of
schoorsteen en moet zodanig zijn ingericht, dat het roet slechts
op metselwerk, beton of ijzer kan neervallen.
3. Behalve de in het eerste lid bedoelde vertrokken kunnen Burgemees
ter en Wethouders nog andere vertrekken in oen woning, zomede ruim
ten in niet tot bewoning bestemde gebouwen, waarin geen centrale
verwarming of andere krachtens het vierde lid toegestane verwarmings-
wijze aanwezig is, aanwijzen, die van een stookplaats moeten zijn
voorzien.
4. Burgemeester en Wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid
vrijstelling verlenen, wanneer een andere dan de in het eerste lid
genoemde verwarmingswijze zal worden toegepast. Alsdan gelden de
door hen te stellen nadere eisen.
Artikel 69.
1Geen rookkanaal of schoorsteen mag aanvangen op grotere hoogte dan
0.50 m onder de onderkant van de zoldering in een vertrek of andere
ruimte van een gebouw.
2. Binnenshuis moeten rookkanalen of schoorstenen zoveel mogelijk lood
recht worden opgetrokken; behoudens afwijking in bijzondere gevallen,
ter beoordeling van Burgemeester en Wethoxiders, mag de hoek van een
rookkanaal of schoorsteen met het horizontale vlak niet minder be
dragen dan 45°; de ondersteuning van hollende (gesleepte) rookkana
len of schoorstenen moet zijn ten genoegen van Burgemeester en Wet
houders.
3. Buitenshuis mogon rookkanalen of schoorstenen slechts loodrecht
worden opgetrokken.
4. Rookkanalen of schoorstenen moeten tor hoogte van ten minste 1 m
uitsteken boven het hoogste punt van uitgang uit het dak of boven
de bovenkant van de muur, waarlangs zij zijn opgetrokken.
5. Indien een rookkanaal of schoorsteen langs of door een nok gaat,
moet de uitmonding ten minste 0.50 m boven de nok komen te liggen.
6. Burgemeester en Wethouders kunnen, in het belang der in de omgeving
gelegen gebouwen, een grotere hoogte of wijziging van de inrich
ting van rookkanalen of schoorstenen voorschrijven.
7. Het is verboden vrijstaande aarden potten ter longte van meer dan
1 m buitenshuis aan een rookkanaal of schoorsteen to bezigen, een
rookkanaal of schoorsteen af te dekken met een kap anders dan van
onbrandbaar materiaal, of enig voorwerp van brandbaar materiaal
daartegen of daarop aan te brongen,
8. Rookkanalen of schoorstenen moeten ton genoegen van Burgemeester
en Wethouders zijn voorzien van de nodige klimijzers, ladders,
veegdeurtjes en ijzeren schuiven, ter breedte van de maat van de
rookleiding, of van andore middelen, dienende tot vegen en schoon
maken of tot afsluiting.
9. De wijdte van een rookkanaal of schoorsteen moot zodanig zijn, dat
een bolvormig voorwerp van ton minste 0.12 m middellijn door het
"gehele"