-35-
Afdeling L,
Bijzondere "bepalingen.
Artikel 75»
1. Onverminderd hetgeen bij artikel '121 omtrent reclametekens is be
paald, moet het uiterlijk van een gebouw met al wat daartoe behoort,
zoals hekken, muren, terreinafscheidingen en dergelijke, zodanig
zijn, dat het:
a. voor zover van de openbare straat af zichtbaar, zowel op zich
zelf als met betrekking tot het aanwezige of het te verwachten
stadsbeeld, voldoet aan redelijke esthetische eisen;
b. voor zover niet van de openbare straat af zichtbaar, op generlei
wijze aanstoot kan geven,
2. Burgemeester en Wethouders kunnen in verband met het bepaalde in
het eerste lid, mede ten aanzien van de kleur en de aard der te ge
bruiken materialen en de kleur van het schilder- en/of pleisterwerk,
nadere eisen stellen.
Artikel 76,
1. Een geheel of gedeeltelijk ter bewoning bestemd gebouw moet zodanig
worden ingericht, dat meubelen en ander huisraad op doelmatige en
veilige wijze binnen elke zich in het gebouw bevindende woning en
binnen elk woon- of slaapvertrek van een woning kunnen worden ge
bracht
2. Als nadere eis kan worden gesteld, dat in of aan een gebouw, als be
doeld in het eerste lid, ten behoeve van het brengen van meubelen en
ander huisraad binnen één of meer woningen één of meer vaste con
structies, waaraan op veilige en doelmatige wijze een hijstoestel
kan worden bevestigd, worden gemaakt, indien in dat gebouw één of
meer woningen voorkomen, waarvan de vloer van het hoofdwoonvertrek
meer dan 5 m boven het bij de hoofdtoegang aansluitend straatpeil
zal zijn gelegen,
3. In geval een lift in het gebouw aanwezig zal zijn, kunnen, indien
langs de weg van het tweede lid geen aanvaardbare oplossing kan wor
den verkregen, nadere eisen worden gesteld aan do afmetingen van de
liftschacht, van do liftkooi en van de toegangen tot de liftkooi,
alsmede aan het draagvermogen van de lift.
Artikel 77.
1. Ten aanzien van gebouwen, waarin zich 12 of meer woningen zullen be
vinden, kan als nadere eis worden gesteld, dat een centrale antenne
wordt aangebracht on dat in elke woning voorzieningen worden getrof
fen, welke aansluiting op die antenne mogelijk maken.
2. Bij voldoening aan deze eis wordt voor de ten aanzion van de daar
onder begrepen antenne geacht tot woderopzoggens vergunning, als be
doeld in artikel 114» "to zijn verleend.
Artikel 78.
Ten aanzien van het oprichten of het plaatsen van oen antenne
zijn de terzake gegeven voorschriften in hoofdstuk VI van toepassing.
"Artikel 79»"