No. 3421.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 8
maart 1961 (bijlage no. 66);
BESLUIT: I
aan de heer J. Hoekstra Bonnema, veehouder, wonende Henipensernog 2, I
alhier, wegens het uit de paoht nemen per 1 november 1959 van de aanl
de gemeente in eigendom toebehorende percelen weiland, kadastraal bsH
kend gemeente Huizum, sectie E, no. 195s groot 1.63-70 ha en 196
groot 1 .69.20 ha, benodigd voor het verwezenlijken van het uitbrei
dingsplan 't Hijlan, een schadevergoeding toe te kennen tot een be
drag van 12.671,35) vermeerderd met een rente, berekend naar 45
's jaars, over het tijdvak van 1 november 1959 tot aan de datum van
uitkering.
1» 1. op„W «rM„J
Voorzitter.
Secretaris.
Wijziging van de Verordening op de heffing van een belasting op de honden
(Gemeenteblad 1960, no. 2).
Bijlage no. 67. Leeuwarden, 9 maart 1961.
Aan de Gemeenteraad.
Bij raadsbesluit van 18 november 1959, no. 14673 is vastgesteld de
"Verordening op de heffing van een belasting op de honden". Deze verorde
ning is goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 17 maart 1960, no. 9-
Met betrekking tot deze goedkeuring hebben Gedeputeerde Staten ons
bij schrijven van 25 april 196O, afd. 2, no. 110, namens de Minister van
Binnenlandse Zaken medegedeeld, dat tegen genoemde verordening enkele be
zwaren zijn gerezen. Hoewel deze bezwaren niet van dien aard zijn, dat zij
de Koninklijke goedkeuring in de weg hebben gestaan, verzoeken Gedeputeerde
Staten, mede namens genoemde bewindsman, te bevorderen, bij wijzigingsver
ordening aan deze bezwaren tegemoet te komen.
Uit artikel 9, lid 2 van de verordening blijkt, dat een gedane aan
gifte van één of meer honden gehandhaafd blijft voor een volgend belasting
jaar, tenzij de houder voor de aanvang van dit belastingjaar mededeelt,
dat in de aanslag wijziging behoort te worden aangebracht of geen aanslag
behoort te worden opgelegd.
Aangezien hier sprake is van een continuering van belastingplicht,
waartegen de Minister geen bezwaar heeft, zullen waarborgen moeten worden
geschapen, dat in geval de feitelijke grondslag van de belasting is komen
te vervallen, de aanslag, omdat zij ten onrechte is opgelegd, ambtshalve
zal worden vernietigd.
Uit de gehele structuur van de verordening moet verder blijken, dat
zij is opgebouwd op het principe van een voortdurende belastingplicht. In-
verband hiermede behoeven de artikelen 3» 5 en 11 enkele aanvullingen.
Aangezien de voorgestelde wijzigingen slechts van formele aard zijn,
bestaan er onzerzijds geen bezwaren aan de wensen van de Minister tegemoet
te komen.
Onder overlegging van het advies van de Financiële Commissie, stellen
wij voor de verordening op de heffing van een belasting op de honden te
wijzigen overeenkomstig het hierbij gevoegd ontwerp-besluit
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden»
A.A.M. van der Heulen, Burgemeester.
de Jong, Secretaris.
Terzonden 11 maart 1961