3.
Do krachtc-ns het eerste lid toegekende uitkering v/ordt voor do
toepassing van do Wachtgeldregeling en dc Uitkeringsverordening
beschouwd als kindertoelage of kinderbijslag.
Aldus vastgesteld in dc openbare vergadering
van
Voorzitter.
No. 15973
BE EAAB DEK GEULEN TS LEEUWARDEN;
Gelezen hot voorstel van Burgemeester en Wethouders van 6 decem
ber 1961 (bijlage no. 359);
B E C L I T
aan hot daarvoor in aanmerking komende gomeonteporsonee.i over hot
vierde kwartaal van i960 en over het eerste, twoede, de ede en vierde
kwartaal van 1961, con uitkering-ineens toe te kennen, strekkende tot
verhoging dor kindertoelage, zulks mot inachtneming van do hieronder
vermelde punten:
1. Belanghebbendo is de ambtenaar in de zin van het Algemeen Ambte
naren reglement en do werknemer in de zin van de Arbeidsoverecnkon-
stenvorordening, dio gedurende oen borokeningstijdvak, als bedoeld
onder 2, of gedurende oon deel daarvan, kindertoelage ingevolge de
Kindortoelagcverordoning hoeft genoten, zonder dat dezo kindertoelage
was berekend op do voet van do Kinderbijslagwot
lTiet belanghebbende is echter de ambtenaar in de zin van hc-t Al
geneen Ambtenarenreglement en de werknemer in de zin van de Arboids-
overeenkomstenverordening voor zolang hij gedurende één of meer bere
keningstij dvakken geen bezoldiging of loon heeft genoten.
2. Berekeningstij dvakken zijn het vierde kwartaal van i960 en liet
eerste, tweede, derde en vierde kwartaal van 1961, met dion verstande
dat ten aanzien van de belanghebbende, wiens bezoldiging of loon per
week wordt uitbetaald, oen kwartaal geacht wordt te zijn aangevangen
op do eerste dag van de loonwerk, waarin de oorsto do.g van hot kwar
taal valt.
3. Peildatum voor het aantal kinderen, waarvoor de uitkering, be
doeld onder 4> over oen berekeningstijdvak word berekend, is do
eerste dag van dat tijdvak. Voor hem die op die dag nog niet do hoe
danigheid van belanghebbende bezat, wordt als peildatum aangehouden,
do datum waarop hij dezo hoedanigheid verkreeg.
4. De uitkering bedraagt por berekeningstijdvak de som van 2,34
voor olk dor eerste drie kinderen, 3,90 voor het vierde en voor het
vijfde kind en 6,24 voor het zesde en voor elk der volgende kinderen,
waarvoor op de peildatum aanspraak bestond op kindertoelage.
5. Voor de belanghebbende, die ggedurende een deel van eon borekenings
tijdvak die hoedanigheid bezit, v/ordt de uitkering, bedoeld onder 4,
over het gehele tijdvak vastgesteld.
6. De uitkering voor de belanghebbende, werkzaam in een deelbetrek
king, wordt naar evenredigheid vastgesteld. Geen uitkering wordt toe
gekend aan de belanghebbende, die in een nevenbetrekking werkzaam is,
terwijl voorts geen uitkering v/ordt toegekend voor een kind, waarvoor
oen aanvullende toelage, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, der
Kindertoolageverordening v/ordt verleend.