No. 8669.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
.n, belezen het voorstel van Eurgemeester en Wethouders van 28 juni
1901 (bijlage no. 198);
BESLUIT:
voorwaarde 3 van zijn besluit van 14 juni 1961, no. 7431, onder I, te
wijzigen als volgt:
"3. de eigendomsoverdrachtalsmede de betaling van de koopsom dienen
zo mogelijk te geschieden binnen één maand na de goedkeuring van
net raadsbesluit door Gedeputeerde Staten van Friesland; de Gemeen
te dient aan de verkoper over de gehele koopsom een rente te beta"-
len, berekend naar 4 1/2 <fo per jaar over het tijdvak van 1 juli
19^1 tot aan de dag van betaling van de koopsom;".
Alaus vastgesteld in de openbare vergadering
van
s Voorzitter.
Secretaris.
Onteigening van gronden, gelegen in het uitbreidingsplan t ielan1
Bijlage no. 199. Leeuwarden, 28 juni 1961.
Aan de Gemeenteraad.
In Uw vergadering van 18 januari j.l. besloot Uw Raad overeenkomstig
ons voorstel d.d. 9 januari j.l., bijlage no. 13voorlopige goedkeuring
te verlenen aan het plan tot onteigening in het belang van de volkshuisves
ting ten name van de gemeente Leeuwarden van een aantal percelen en per
ceelsgedeelten, teneinde uitvoering te geven aan het uitbreidingsplan
t Ielan", vastgesteld bij Uw besluit van 13 mei 1999? no.5689 en goedge
keurd door Gedeputeerde Staten van Friesland bij besluiten van 1 februari
en 4 april i960, respectievelijk nos. 221 en 212.
Ingevolge de wettelijke voorschriften heeft het voorlopig goedgekeur
de onteigeningsplan nadien voor een ieder ter inzage gelegen en zijn be
langhebbenden in de gelegenheid gesteld bezwaren tegen do voorgenomen ont
eigening te Uwer kennis te brengen. Van deze gelegenheid heeft een vijf
tiental belanghebbenden gebruik gemaaktAangezien alle adressanten als
belanghebbende in de zin van de Onteigeningswet zijn aan te merken on zij
hun bezwaarschriften binnen de bij de wet gestelde termijn hebben ingezon
den, moeten zij in hun bezwaren ontvankelijk worden geacht.
Wij hebben de ingediende bezwaarschriften op grond van het bepaalde
in artikel 81 van de Onteigeningswet or. advies gezonden aan de heer Hoofd
ingenieur-Directeur van de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid in deze
provincie. Het terzake ontvangen uitvoerige rapport van deze functionaris
leggen wij U hierbij over.
De bezwaren van de adressanten kunnen als volgt worden samengevati
a. verlies van voor de eigenaren van grote waarde zijnde eigendommen;
b. de omstandigheiddat voor het te onteigenen goed, zoals woningen of be
drijfsgronden met daarop staande gebouwen, moeilijk eon vervangend ob
ject kan worden verkregen, in sommige gevallen mede tot gevolg hebbend,
dat het welhaast onmogelijk is in het noodzakelijk levensonderhoud te
voorzien;
c. de moeilijkheid or. op de buiten de onteigening blijvende gronden een
economische bedrijfsvoering mogelijk te maken;
d. waardedaling van een in eigendom blijvend perceelsgedeelte.
Naar aanleiding van de ingediende bezwaarschriften merken wij in do
eerste plaats op, dat het in het algemeen belang - do goede stedebouwkun
dige ontwikkeling van de stad in het belang van de volkshuisvesting - nood
zakelijk is uitvoering te geven aan bovenvermeld rechtskracht bezittend
uitbreidingsplan. Nu in dat uitbreidingsplan aan de door adressanten be
doelde eigendommen een andere bestemming is gegeven ligt het voor de hand,
dat deze nieuwe bestemming zal worden gerealiseerd. In geen van de bezwaar
schriften wordt do urgentie van de ver wezenlijking van de bestemming aange
vochten, zodat wij menen te mogen aannemendat adressanten daarvan, even
als de heer Hoofdingenieur-Directeur voornoemd, overtuigd zijn. Wij zijn
derhalve van oordeel, dat de hi' rboven sub a, b en c vermelde bezwaren
uiteindelijk alle betrekking hebben op de financiële consequenties van de
onteigening. In dat verband delen wij U mededat de Grondwet eist, dat de
onteigenden volledig schadeloos zullen worden gestold, welk beginsel in de
Onteigeningswet verder is uitgewerktOp grond daarvan ontvangen de eige
naren voor het verlies van hun eigendomsrechten volledige schadevergoeding
welke wordt bepaald door oen onpartijdige rechterlijke instantie.
Wij realiseren ons overigens volledig, dat vele eigenaren de beschik
baarstelling van een ander onroerend goed ter compensatie van het onteigen
de prefereren boven de ontvangst van ccn geldelijke schadevergoeding. Het