Benoeming adjunct-directeuren Openbare V/erken.
Bijlace no. 325
Leeuwarden, 18 oktober 1962.
Aan de Gemeenteraad.
In verband met het door U met ingang van 1 december 1962 aan de heer
Ir. T, Lub verleende eervol ontslag als adjunct-directeur der Openbare
Werken hebben wij ons beraden omtrent zijn opvolging. Hierbij hebben wij
ons laten leiden door de gedachte dat, onder andere ter waarborging van
de continuïteit in de afdoening der werkzaamheden, een voorziening in de
vacature door middel van een interne opschuiving aanbeveling zou verdienen.
De pcr.joneelsopbouw bij de Openbare Werken is evenwel van dien aard, dat
een dergelijke opschuiving minder voor de hand ligt. De dienst der Open
bare Werken heeft in de praktijk een zodanige ontwikkeling vertoont, dat
van t\7CO grote onderdelen kan v;orden gesproken, t.w. de weg- en waterbouw
kundige afdeling en de bouwkundige afdeling. Het lijkt ons dan ook ver
antwoord deze functionele splitsing verder door te voeren, door over to
gaan tot het benoemen van twee adjunct-directeuren. Mede gelet op het
feit, dat het aantrekken van hoger technisch personeel niet eenvoudig is,
worden de belangen van de dienst bij de door ons voorgestane oplossing,
die ook alders wel is toegepast, het beste gediend. Yoor benoeming
komen nar.r onze mening in aanmerking de heren Ir. J.J. Muller, thans in
genieur A en II. Achterhof, thans hoofdarchitect.
Hitsdien bevelen wij U aan voor de benoeming tot adjunct-directeur
Ier Openbare Werken, voor de weg- en waterbouwkundige afdeling en voor de
bouwkundige afdeling respectievelijk de heren Ir. J. J. Huiler en H. Achter
hof. V/ij stellen U voor tot de benoeming te besluiten met ingang van 1
deco" ber 1962.
Burgemeester en 'Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. van der Heulen Burgemeestei
de Jong Secretaris.
Verzonden 19 oktober 1962.