No. 17317. DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN; Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 18 deeembei 1962 (bijlage no. 8); BESLUIT: vast te stellen de volgende VERORDENING tot het toekennen van een uitkeri: ineens over hot tijdvak van 1 jam 1962 tot 1 januari 1963. Enig artikel Aan de daarvoor in aanmerking komende ambtenaren in vaste en tijdelijke 1 der gemeente, die oen arr.bt bekleden, ingedeeld in een der blijlagen A t/r. van de Bczoldigingsverordening I960, alsmede aan de daarvoor in aanmerking komende werknemers in de zin van de Arbeidsovereenkomstenverordening, win loon is vastgesteld naar een van de grondslagen bepaald in artikel 11 der Arbeidsovereenkomstenverordening, met uitzondering van hen op wie de Algen Loonregeling Jeugdig Administratief Rijkspersoneel (A .L.J .A .R. van over eenkomstige toepassing is verklaard, wordt, ter opheffing van de achter stand, ontstaan doordat de per 1 januari 1962 ingegane algemene salarisver hoging -/oor het overheidspersoneel is achtergebleven bij de loonontwikkeli in het bedrijfsleven, een uitkering-ineens toegekend over het tijdvak 1 ja nuari 1962 tot 1 Januari 1963, zulks met overeenkomstige toepassing van de richtlijnen, geldende voor de toekenning van de overeenkomstige uitkorir.?- ineons aan het burgerlijk Rijkspersoneel, zoals deze richtlijnen ter kennis Van de gemeentebesturen zijn gebracht bij circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken van 8 november 1962, no. AÖ22/U3272, Hfd.afd. O.P.Z., Aid Bcz Bur .III Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van, Voorzitter. Secretaris. Wijziging Bezoldigingsverordening 1 96O Bijlage no. 9. Leeuwarden, 18 december 1962. Aan de Gemeenteraad. De Bezoldigingsverordening i960 en de daarbij behorende bijlagen dienen naar onze mening op de volgende punten te worden gev/ijzigd. Wijziging artikel 13, zesde lid, dor Bezoldigingsverordening 1960. Ingevolge artikel 15j zesde lid, van de Bezoldigingsverordening be houdt een ambtenaar, die om medische redenen wordt overgeplaatst naar een ander, lager bezoldigd ambt, het salaris dat hij vc'o'r zijn overgang genoot, mits hij bij de overgang tenminste een diensttijd had van 20 jaar in over heidsdienst en een leeftijd had bereikt van 55 jaar. Op verzoek van de vertegenwoordigers van de personeelsorganisaties hebben wij doen onder zoeken, of de thans geldende voorwaarden van diensttijd en leeftijd, waar aan een ambtenaar die op medische gronden met lichtere werkzaamheden wordt belast, moet voldoen, wil hem zijn vroegeve salaris geg-arandeerd worden, niet te zwaar zijn. Bij dit onderzoek is ons gebleken, dat de voorwaarde van een diensttijd van 20 jaar, in sommige gevallen als te zwaar moet worden beschouwd. V/ij zijn dan ook van mening dat deze voorwaarde dient te vervallen. Ten aanzien van de leeftijdsgrens, waaromtrent van organi- satiezijde is gedacht aan 50 jaar, zijn wij, na ingewonnen advies van de directeur van de Geneeskundige- en Gezondheidsdienst, van mening dat in het algemeen de leeftijd van 55 jaar moet worden aangehouden. We 1 achten wij het gewenst, dat wij de bevoegdheid verkrijgen in zeer bijzondere gevallen, waarbij wij denken aan de zgn. "slijtende" beroepen, na advies van de directeur van de Geneeskundige- en Gezondheidsdienst te hebben ingewonnen, de leeftijd van 56 jaar aan te houden. V/ij uiring artikelen 18a en 18b der Be zol di.gings verordening 1960. Bij Uw besluit van 6 juni 1962 zijn gerekend met ingang van 1 januari 1962 de artikelen 18a en 18b ingevoegd in de Bezoldigingsverordening. Deze artikelen geven overeenkomstig de rijksregeling een basis voor de pioegen- en onregelmatigheidstoelage. Do in deze artikelen genoemde vergoedinge percentages zijn in 1956 6ij de totstandkoming van de toelageregeling voor ploegen- en onregelmatige dienst voor het rijkspersoneel, vastge steld. De percentages voor de 2- en 3-ploegendienst werden resp. op 5 en 10 gesteld, ongeacht over welke dagen van de week de ploegendienst zich uitstrekte. Voor hot verrichten van dienst op zgn. "onregelmatige" uren werd de toelage por uur bepaald op 20 vi van het loon indien het vroege, late of zaterdagmiddaguren betrof en op 40 indien het nachtelijke uren of uren op zon- on feestdagen betrof. Blijkens schrijven van de Minister van Binnenlandse Zaken van 22 mei 1962 aan zijn ambtgenoten sas het in de praktijk niet altijd eenvoudig vast te stellen, of het ene artikel dan wel het andere artikel moest -.vorden toegepast. Gezien het grote verschil tussen beide toelagen ontstonden voortdurend moeilijkheden met daarmede gepaard gaande onbillijkheden. Bij de ontworpen verbetering van de onder havige toelagercgeling is dan ooi: in de eerste plaats beoogd de discre pantie, welke bestaat tussen do beide vergoedingen, te vermindoren. Mede gezien dc ontwikkeling terzake in het vrije bedrijf, is de Regering van mening dat de arbeid tijdens het weekeinde, alsmede op erkende feestdagen, extra dient te worden beloond. Do percentages van de toelage voor arbeid op onregelmatige uren ge durende de eerste 5 werkdagen van de week zijn ongewijzigd gebleven. De verhoogde toelagepercentages voor ploegen- en onregelmatige dienst zullen bij hot Fd.ik net terugwerkende kracht tot 1 april 1962 worden vastgesteld. Naar onze mening dienen de genoemde artikelen van de Bezoldigings-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1963 | | pagina 34