Instandhouding openbare scholen voor gewoon lager onderwijs te Goutum, Wirdum, Lekkum en Kempens. Bijlage no. 297» Leeuwarden, 7 oktober 1963. Aan de Gemeenteraad. Ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel 22bis der Lager-onderwijswet 1920 besluit de Gemeenteraad tot opheffing van een openbare school voor gewoon lager onderwijs, indien het aantal leerlingen, berekend naar de maatstaf van artikel 28 dier wet, minder bedraagt dan het in eerstgenoemd artikel aangegeven getal. Dit getal hangt af van het aantal inwoners der gemeente en bedraagt voor deze gemeente 100. Aangezien het gemiddeld aantal leerlingen in 1963 van de Wiarda- skoalle (Goutum), Uniaskoalle (Wirdum), Prof. Wassenberghskoalle (Lekkum) en J.H. van IJsselskoalle (Hempens)resp. 59» 58, 57 en 20 bedraagt, zou op grond hiervan tot opheffing van deze scholen moeten worden overgegaan. Krachtens artikel 22bis, tweede lid, der wet kunnen echter deze min der dan 100 leerlingen tellende scholen in stand worden gehouden, indien de Gemeenteraad beslist, dat deze instandhouding ingevolge artikel 19 der wet, wordt gevorderd. Dit artikel schrijft n.l. voor, dat in elke gemeente voldoend lager onderwijs wordt gegeven in een genoegzaam aantal scholen, welke voor alle kinderen zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid toegankelijk zijn. Wanneer de Raad,onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, een derge lijke beslissing neemt, behoeft voor een termijn van drie jaren niet tot opheffing van de betreffende scholen te worden overgegaan. Aangezien het laatste raadsbesluit inzake de instandhouding van bovengenoemde scholen werd genomen op 7 december i960 (zie ons voorstel van 29 november 1960, bijlage no. 290), dient thans opnieuw onder ogen te worden gezien, of voor het nemen van een nieuw besluit voldoende aanleiding bestaat. Opheffing van een of meer der genoemde scholen zou tot gevolg hebben, dat de leerlingen zouden moeten worden overgeplaatst naar een andere dorpsschool of naar de stadsscholen. Met het oog op de in dat geval door de leerlingen af te leggen afstanden kan dit geen aanvaardbare oplossing worden geacht, afgezien nog van de vraag, of in de daarvoor in aanmerking komende scholen wel plaatsruimte beschikbaar zou zijn, Aan het reeds ge noemde voorschrift van artikel 19 van de Lager-onderwijswet 1920, dat voldoend openbaar lager onderwijs in een genoegzaam aantal scholen moet v/orden gegeven, zou naar onze mening in dat geval stellig niet worden vol daan. Wij kunnen hieraan nog toevoegen, dat wij aan de school, als samen bindend element in de plaatselijke samenleving, grote betekenis hechten. Opheffing kan, vooral in de kleinere dorpen, tot aantasting van de dorps gemeenschap leiden en moet ook uit dien hoofde ongewenst worden geacht. Deze overweging heeft een aantal jaren geleden nog geleid tot de bouw van een nieuwe woning voor het school-hoofd te Hempens en tot algehele ver nieuwing van de scholen te Hempens en te Goutum. Op grond van hetgeen hiervoor werd opgemerkt omtrent de naleving van artikel 19 van de Lager-onderwijswet 1920 zijn wij van oordeel, dat niet tot opheffing van een of meer van de genoemde dorpsscholen dient te worden overgegaan. Wij geven derhalve in overweging te besluiten overeenkomstig het hierna opgenomen ontwerp. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. van der Meulen Burgemeester. Verzonden 11 oktober 19 6 3 de Jong Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1963 | | pagina 353