Onteigening van gronden, gelegen in het uitbreidingsplan. "Industriegebied
Schenkenschans".
Bijlage no. 153. Leeuwarden, 29 april 19^3-
Aan de Gemeenteraad.
Bij besluit van Uw Raad van 15 februari 1963 (zie bijlage no. 38 van
1963) werd voorlojjige goedkeuring verleend aan het plan tot onteigening
in het belang van de volkshuisvesting, krachtens het bepaalde in artikel
77, lid 1, onder 4'~5, van de Onteigeningswet van een aantal percelen en
perceelsgedeelten. Het bezit van de te onteigenen gronden is voor de
Gemeente van belang teneinde uitvoering te kunnen geven aan het door Uw
Raad op 13 maart 1962 vastgestelde uitbreidingsplan "Industriegebied
Schenkenschans". Dit plan werd met de bijbehorende bebouwingsvoorschriften
door Gedeputeerde Staten van Friesland goedgekeurd bij besluit van 9
oktober 1962, no. 246.
De op het bedoelde onteigeningsplan betrekking hebbende stukken,
vermeld in artikel 80, 2e lid, van de Onteigeningswet, hebben van 18
februari 1963 af gedurende 30 dagen voor een ieder ter Gemeentesecretarie
ter inzage gelegen. Deze ter-inzage-legging is op 16 februari jl. op de
gebruikelijke wijze en door publicatie in oen drietal ter plaatse verspreid
wordende nieuwsbladen ter openbare kennis gebracht.
Op 29 maart 1963 heeft de heer K.3.Hijlkema, wonende te Akkrum, een
bezwaarschrift tegen het voorlopig goedgekeurde onteigeningsplan ingediend.
Het bezwaarschrift is binnen de wettelijk gestelde termijn ingekomen.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 31 van de Onteigeningswet is
omtrent het ingekomen bezwaarschrift het advies ingewonnen' van de
Hoofdingenieur-Directeur van de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid in
de provincie Friesland. Het ingekomen advies ligt bij de stukken voor U ter
inzage.
Uit de brief van adressant blijkt alleen, dat hij meent bezwaar tegen
het onteigeningsplan te moeten maken. Van welke aard dit bezwaar is, of
deze bezwaren zijn, lean uit de brief niet worden golezen, doch uit een
eerder door adressant tegen het uitbreidingsplan "Industriegebied Schen
kenschans" ingediend bezwaarschrift menen wij te moeten afleiden, dat
zijn bezwaar is gegrond Op do omstandigheid, dat hij in de toekomst het
gebruik van de betreffende weilanden zal moeten verliezen. Adressant is
namelijk voor 1/4 gedeelte eigenaar van deze percelen en tevens pachter van
de grond. Wij menen derhalve te moeten aannemen, dat ook zijn bezwaar te
gen het onteigeningspla.n moet worden beschouwd als te zijn van zuiver
financiële aard. Wij kunnen hierbij opmerken, dat de schade, die adressant
als gevolg van de voorgenomen onteigening als eigenaar en als pachter zal
lijden, t.z.t. bij de onteigening naar objectieve maatstaven door buiten
partijen staande deskundige derden zal worden beoordeeld en door de rech
ter zal worden vastgesteld, waarbij adressant gelegenheid krijgt zijn be
langen te verdedigen.
Op grond van het vorenstaande zijn wij dan ook van oordeel, dat
het ingediende bezwaarschrift geen aanleiding geeft de voorgenomen ontei
gening van de onderhavige percelen achterwege te laten. V/ij geven U
mitsdien in overweging te besluiten tot onteigening van de gronden,
zoals deze in bijgaand ontwerp-besluit nader zijn omschreven.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M.van der Meulen, Burgemeester.
de Jong, Secretaris.
Verzonden 29 april 1963 -