panden kunnen worden gespaard, alsnog mogelijk is.
Aangezien het ons niet mogelijk blijkt ons standpunt in dezen vóór
het verstrijken van de termijn, waarbinnen Uw Raad ingevolge de bepalingen
van de Woningwet omtrent dit ontwerp-plan dient te beslissen, definitief
te bepalen, lijkt het ons wenselijk over het gedeelte van het ontwerp-plan,
dat op de tekening roodomlijnd is aangegeven, geen beslissing te nemen.
Wij geven U daarom in overweging het rocdomlijnde gedeelte uit hes ontwerp
plan te lichten. De evenbedoelde bezwaarschriften kunnen dan derhalve
verder buiten beschouwing worden gelaten.
Indien Uw Raad in deze zin besluit zullen wij U, zodra wij ons stand
punt inzake deze situatie hebben bepaald een voorstel doen voor dit ge
bied een partieel uitbreidingsplan vast te stellen. Adressanten hebben als
dan opnieuw de gelegenheid hun eventuele bezwaren kenbaar te maken.
Teneinde het totstandkomen van mogelijk ongewenste bebouwing op het
thans uit het ontwerp-uitbreidingsplan te lichten gebied, tegen te gaan,
is het wenselijk, dat Uw Raad tevens bepaalt, dat voor dit gebied een
herziening van het geldende uitbreidingsplan - wordt voorbereid.
De onder no. 5 vermelde adressant richt zijn bezwaar tegen het fëit,
dat de hem in eigendom toebehorende en door hem bewoonde woning Hempenser-
weg no. 25» welk pand in een goede cnderhoudstoe stand verkeert, zal moeten
verdwijnen, omdat het terrein, waarop deze woning staat, in het ontwerp
plan is bestemd voor bijzondere bebouwing met omringend algemeen groen.
In het ontwerp-plan zijn vrij grote terreinen gereserveerd voor bij
zondere bebouwing ten behoeve van stedelijke voorzieningen. Deze terreinen
liggen ter weerszijden van de ringweg en in de nabijheid van de Verlengde
Schrans en de geprojecteerde verkeersweg, zodat de daarop te stichten
bebouwing vanuit het centrum gemakkelijk bereikbaar is. Mede in verband
met de te verwachten ontwikkeling van de stad bestaat aan dergelijke ter
reinen grote behoefte. Wij delen U hierbij nog mede, dat omtrent het reser
veren van terreinen voor bijzondere voorzieningen, zowel ten behoeve van
de nieuw te stichten wijk als eer voorziening in de stedelijke behoefte
nauw overleg heeft plaats gehad met de Sectie Regionale Planning van het
Nederlands Economisch Instituut te Rotterdam.
In dit verband merken wij voorts op, dat aan de Hempenserweg een
aantal woningen staat, die over het algemeen vrij oud zijn en moeilijk in
een modern uitbreidingsplan kunnen worden ingepast. Dat ook woningen
worden getroffen, welke door de eigenaren in een goed bewoonbare staat
worden onderhouden, zoals dit met de onderhavige woning het geval is, kan
moeilijk worden vermeden. Overigens vestigen wij er, niet alleen ten aan
zien van het onderhavige, maar ook met het oog op hierna te behandelen
bezwaarschriften, Uw aandacht op, dat vaststelling van het U in ontwerp
aangeboden uitbreidingsplan allerminst betekent, dat alles, wat net dat
plan in strijd is, onmiddellijk moet verdwijnen. Vaststelling van een
uitbreidingsplan beoogt in de eerste plaats de bestemming van de daarin
begrepen gronden voor de toekomst te regelen en het totstandkomen van
bebouwing, die met de stedebouwkundige ontwikkeling niet in overeenstemming
wordt geacht, te voorkomen. Al naar gelang de bouwakti/iteit zich richt
op het thans in geding zijnde gebied en de realisering van het uitbrei
dingsplan vordert zullen uiteraard bestaande opstallen moeten worden
geamoveerd, doch dit kan in sommige gevallen vrij langs tijd duren.
Wij merken voorts nog op, dat ook ingevolge het geldende aitbreidings-
plan het pand van deze adressant niet zou kunnen worden gehandhaafd, maar
in verband met straataanleg zou moeten verdwijnen. Er kan dar ook niet
worden gesteld, dat de belangen van adressant door vaststelling van het
ontwerp-uitbreidingsplan in grotere mate zullen worden geschaad dan onder
het vigerende uitbreidingsplan het geval is.
V/ij zijn derhalve van mening, dat dit bezwaar ongegrond dient te
worden verklaard.
De bezwaren van de sub 6 t/m 10 vermelde adressanten richten zich
tegen het feit, dat de hun in eigendom toebehorende en door hen bewoonde
woningen in verband met de aanleg van de nieuwe verkeersweg zullen moeten
worden afgebroken.
- 5 -
Zoals wij hierboven reeds hebben uiteengezet, achten wij de aanleg
van deze weg met het cog cp de verkeersontwikkeling noodzakelijk. De
aanleg van de weg dwars door de bestaande bebouwing gaat onvermijdelijk
gepaard met het opofferen van een vrij groot aantal woningen. Om de ont
worpen bestemmingsregeling te kunnen realiseren zullen de bedoelde per
celen moeten worden aangekocht c.q. worden onteigend, waarbij een voldoen
de schadeloosstelling verzekerd is.
De adressanten maken voorts nog bezwaar tegen de bestemming van de
terreinen ter weerszijden van het gedeelte van de verkeersweg tussen
Huizumerlaan en Potmarge, die met inachtneming van een brede groenstrook,
bestemd zijn voor bijzondere bebouwing. Blijkens de ingediende bezwaar
schriften wensen adressanten de mogelijkheid te verkrijgen op deze ter
reinen vervangende woningen te bouwen.
Met de ontwerpers van het plan zijn wij van mening, dat op dit ge
deelte van de verkeersweg geen uitwegen dienen uit te komen. De op de
aangrenzende terreinen te stichten bebouwing heeft uitweg op andere in
het ontwerp geprojecteerde straten. Voorts wijzen wij er op, dat langs
de gehele verkeersweg geen woningen zijn geprojecteerd. Voor de bedoelde
terreinen kan dan ook bezwaarlijk een uitzondering worden gemaakt, te
meer, daar elders in het plan voldoende gelegenheid bestaat vervangende
woningen te bouwen.
Naar onze mening dienen deze bezwaren ongegrond te worden verklaard.
Het bezwaar van de sub 11 vermelde adressant is gericht tegen het
feit, dat de Badweg in het ontwerp-plan niet is gehandhaafd, waardoor
zijn woning geïsoleerd zal komen te liggen.
Uit de tekening blijkt, dat de Badweg uiteindelijk inderdaad zal
moeten verdwijnen. Dit zal, in verband met de bestemming, welke in het
ontwerp aan de Badweg en de aangrenzende gronden is gegeven, tevens ge
paard gaan met de amovering van de langs de Badweg staande bebouwing.
Voor deze bebouwing geldt uiteraard hetzelfde als hetgeen wij hebben opge
merkt met betrekking tot het pand van de sub 5 vermelde adressant.
Wij zijn van mening, dat dit bezwaar eveneens ongegrond dient te
worden verklaard.
IIEigenaren en/of gebruikers van terreinen, landerijen enz
De bezwaren van de sub 12 vermelde adressante zijn gericht tegen
de in het ontwerp-plan geprojecteerde straat, die gelegen in het verlengde
van de Vincent van Goghstraat, een verbinding vormt tussen de Verlengde
Schrans en de nieuwe invalsweg. De mogelijkheden van bebouwing van naar
terrein worden daardoor aanzienlijk beperkt. Indien de straat wel in het
plan dient te worden gehandhaafd, dan wordt verzocht de bouw van woningen
aan de zuidzijde van deze verbindingsstraat alsnog mogelijk te maken.
Indien ook dit niet kan worden toegestaan, wordt van Uw Raad de garantie
gevraagd, dat de Gemeente de voor straataanleg benodigde grond zal over
nemen voor een bedrag van 78*773?
Naar de mening van de ontwerpers van het ontwerp-plan is de aanleg
van deze verbindingsstraat zowel uit verkeerstechnisch als stedebouwkundig
oogpunt noodzakelijk te achten. Wij merken hierbij op, dat ook in het
oorspronkelijke uitbreidingsplan van 194een straat in het verlengde
van de Vincent van Goghstraat was geprojecteerd. Weliswaar is bij een
partiële herziening van dat plan, vastgesteld bij Uw besluit van 24
september 1958, no. 12628, de straat vervallen, maar de mogelijkheid om
alsnog een straat aan te leggen is bij die wijziging wel blijven bestaan.
De bebouwingsmogelijkhoden zijn ingevolge het vigerende uitbreidingsplan
niet groter dan in het voorliggende ontwerp. De zekerheid, dat in het
verlengde van de Vincent van Goghstraat geen straat zou worden aangelegd,
heeft nimmer bestaan. Dat adressante bij de aankoop van het terrein op
oen grotere bebouwingsmogelijkheid langs de Verlengde Schrans heeft
gespeculeerd komt uitsluitend voor haar eigen verantwoording.
Aangezien de belangen van aaressante door de vaststelling van het
ontwerp-uitbreidingsplan niet in meerdere mate zullen worden geschaad dan
onder de vigerende bestemmingsregeling, menen wij, dat het eerstgenoemde
bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.