hM MPST'" UPS#
- 10 -
In verband met de te verwachten verkeersintensiteit op de ringweg
is het uit een oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk het aantal
kruisingen met deze weg tot het uiterste te beperken, .kruisingen dienen
slechts daar te worden aangelegd, "waar deze voor de verbinding tussen de
nieuwe en de bestaande wijk niet kunnen worden gemist. Zoals U uit de
plantekening blijkt, zijn voor de verbinding tussen de beide wijken twee
wegen geprojecteerd, die als de hoofdaders van het onderlinge verkeer
moeten worden aangemerkt. Een daarvan is ontworpen onmiddellijk ten
zuiden van de Tijnjedijk. Gezien de ligging van de Tijn.jedijk ten opzichte
van de nieuwe wijk kan deze straat niet de functie van hoofdader vervullen.
Om te voorkomen, dat twee kruisingen op geringe afstand van elkaar komen
te liggen is het met het oog op de verkeersveiligheid noodzakelijk de
kruising van de Tijnjedijk met de ringweg op te heffen,
Voor de bestaande wijk ten oosten van de ringweg vormt de opheffing
van deze kruising geen enkel bezwaar, omdat deze wijk verbinding krijgt
met de bovenbedoelde hoofdader. Maar ook voor de bebouwing langs het
westelijke gedeelte van de Tijnjedijk levert de afsluiting onzes inziens
weinig bezwaar op. De Tijnjedijk zal een nieuwe verbinding krijgen met de
hierboven bedoelde hoofdader en via deze hoofdader in verbinding staan met
de ringweg. De bedrijven langs dit gedeelte van de Tijnjedijk zullen der
halve volledig van de nieuwe ringweg kunnen profiteren en wij kunnen niet
inzien, dat de afsluiting van de Tijnjedijk remmend zal werken op de be
drijfsvoering van deze ondernemingen. Integendeel, de afsluiting van de
Tijnjedijk zal een vermindering van het verkeer langs deze weg tot gevolg
hebben, hetgeen naar onze mening juist in net belang van deze bedrijven
moet v/orden geacht.
Wij menen dan ook, dat de bezwaren tegen de afsluiting van de Tijnje
dijk als ongegrond moeten werden aangemerkt,
Deze afsluiting houdt, voor wat het westelijk gedeelte van de Tijnje
dijk betreft tevens in, dat opsluiting van het verkeer naar en van de
bedrijven dient te worden voorkomen. De aanleg van een zwaaiplaats aan
het einde van dit weggedeelte is dan ook noodzakelijk en mede in het belang v
van het desbetreffende bedrijf. Ook dit bezwaar dient naar onze mening on
gegrond te worden verklaard.
De bezwaren van de sub 37 vermelde adressante zijn tweeledig, t.w.:
a. De straat ten westen van het bedrijf is gedeeltelijk geprojecteerd op
gronden, welke onlangs bij een overeenkomst met deze N.V., in verband
met de afsluiting van de Potmarge als vaarwater, door de Gemeente aan
haar zijn overgedragen.
b. Ten westen en ten zuiden van de terreinen van deze adressante is een
groenstrook geprojecteerd, waardoor de bebouwingsmogelijkheden ten
zeerste worden beperkt.
Het sub a genoemde bezwaar moet als gegrond worden beschouwd. De
ontwerpers van het plan hebben abusievelijk de bedoelde straat 3 m te
ver naar het oosten geprojecteerd, waardoor de genoemde grondtransactie
gedeeltelijk illusoir zou worden.
Tegen verschuiving van de geprojecteerde straat in westelijke richting
over een afstand van 3 n: bestaan geen bezwaren. Op het fragment van de
plantekening, gemerkt met C, dat voor U bij de stukken ter inzage ligt,
hebben wij in rood de juiste plaats van deze. straat aangegeven. Behalve
de terreinen, die ook reeds bij het in het ontwerp-uitbreidingsplan ge
projecteerde tracé van deze straat zijn betrokken, wordt door het nieuwe
beloop daarvan ook nog een punt van het terrein van het kindertehuis
"Tjallingahiem" getroffen. Het bestuur van de Stichting "Tjallingahiem"
de eigenares van het tehuis, heeft ons echter medegedeeld, dat bij de
stichting tegen het nieuwe tracé van deze weg geen beswaren bestaan.
Wij geven U daarom in overweging het onder a bedoelde bezwaar gegrond
te vendaren. Het verleggen van het tracé van deze straat zal gepaard
moeten gaan met verschuiving van de aan weerszijden van de weg geprojec
teerde grenslijnen van de bebouwing, zoals mede op het bovenbedoelde
fragment van de plantekening is aangegeven.
11
Het onder b bedoelde bezwaar betekent in feite een bezwaar tegen de
geprojecteerde grenslijnen der bebouwing. Het is duidelijk, dat bebouwing
van het terrein tot aan de acnterkant van het trottoir van de geprojec
teerde straat niet toelaatbaar is. Gezien het karakter van deze straat is
het aanhouden van een bebouwingsvrije strook ter breedte van 9 m noodzake
lijk. Ook het gebruik van deze strook voor bedrijfsdoeleinden, zoals op
slag van materialen, kan naar onze mening niet worden toegestaan,
Voorts dient te worden voorkomen, dat de bij de diverse bedrijven
behorende open terreinen geheel worden volgebouwd. Wij zijn van mening,
dat de geprojecteerde grenslijnen der bebouwing op de terreinen van
adressante voldoende bebouwingsmogelijkheid bieden en wij hebben tegen
verruiming van deze mogelijkheid uit stedebouwkundige overwegingen
ernstige bezwaren.
Naar onze mening dient het onder b genoemde bezwaar dan ook ongegrond
te worden verklaard.
Het bezwaar van de sub 38 vermelde adressante is van dezelfde aard als
het hierboven onder b genoemde bezwaar. Ook deze adressante is van mening,
dat de geprojecteerde grenslijnen der bebouwing op de in het bezwaarschrift
bedoelde terreinen de bebouwingsmogelijkheden te zeer beperken. Met name
wordt het als een bezwaar gevoeld, dat uitbreiding van de bestaande
veilinghal niet mogelijk zal zijn.
Ook ten aanzien van deze terreinen dient naar onze mening te worden
voorkomen, dat een stedebouwkundig niet verantwoorde overmatige bebouwing
zal plaats vinden. Het bezwaar, dat de bestaande veilinghal niet zal
kunnen worden uitgebreid, kunnen wij echter wel delen. Het scheppen van
een mogelijkheid om deze hal aanzienlijk te vergroten achten wij niet
bezwaarlijk. Op het fragment van de plantekening, gemerkt D, dat ook bij
de stukken ter inzage ligt, hebben wij in blauw aangegeven welke uitbrei
ding naar onze mening maximaal nog toelaatbaar moet worden geacht. Een
verdere verruiming van de bebouwingsmogelijkheden achten wij stedebouw
kundig echter niet verantwoord.
Wij geven U daarom in overweging bij de vaststelling van het uitbrei
dingsplan de beven voorgestelde wijziging aan te brengen en het bezwaar
overigens ongegrond te verklaren.
De bezwaren van de sub 39 vermelde adressant zijn gericht tegen de
afsluiting van de Tijnjedijk en de aanleg van de nieuwe verbindingsweg
tussen de Huizumerlaan en de ringweg. Zijn slagerij komt daardoor aan een
doodlopende straat te liggen. Hij zal naar hij vreest als gevolg daarvan
de "loop" uit zijn winkel kwijt raken. Dit zal voor hem groot financieel
nadeel meebrengen.
Wij kunnen niet ontkennen, dat de situatie bij de verwezenlijking van
het ontwerp-uitbreidingsplan voor adressant zakelijk gezien ongunstiger
wordt. Wij hebben hierboven echter reeds uiteengezet, dat de nieuwe ver
bindingsweg als een hoofdader in het ontwerp-uitbreidingsplan moet worden
aangemerkt en de Tijnjedijk de functie van een dergelijke weg niet zal
kunnen vervullen en voorts om welke redenen de Tijnjedijk van de ringweg
dient te worden afgesloten. De gehele structuur van dit gedeelte van het
uitbreidingsplan laat een wijziging van het plan, zoals door adressant
wordt verzocht, uit stedebouwkundige overwegingen niet toe,
Naar onze mening dient ock dit bezwaar derhalve ongegrond te worden
verklaard
Wij merken overigens in het algemeen nog op, dat financieel nadeel
als gevolg van de vaststelling van het ontwerp-uitbreidingsplan, voorzover
daarin door aankoop of onteigening niet wordt voorzien, kan worden onder
vangen door toepassing van de Schadevergoedingsverordening.