- 2 -
de gemeente Leeuwarden verplicht zich mede te werken aan de ver
koop en overdracht in eigendom van de hij deze in erfpacht uit
gegeven grond aan de erfpachter van deze grond, mits deze is een
institutionele belegger; de verkoopprijs van de in erfpacht uitge
geven grond zal, tot drie aren na het gereedkomen van de op be
doeld terrein te stichten woningen, worden bepaald op basis van
de bedragen, welke hebben geleid tot de vaststelling van de erf
pachtscanon; na verloop van de vorenbedoelde termijn zal de ver
koopprijs van het onderhavige terrein nader worden vastgesteld;
voor het overige zijn op deze afstand in erfpacht van toepassing -
voorzover mogelijk en met het vorenstaande niet in strijd - de
bepalingen betreffende de uitgifte van bouwterreinen, gelegen
tussen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehorende aan de
gemeente Leeuwarden.
Aidas vastgesteld in de openbare vergadering
Voorzitter
Secretaris.
Wijziging Drankwetverordeningen.
Bijlage no. 127. Leeuwarden, 5 april 1963.
Aan de Gemeenteraad.
Uw Raad heeft om preadvies in onze handen gesteld een verzoek van de
afdeling Leeuwarden van de Nederlandse Bond van Horeca- en aanverwante
bedrijven van 1 februari 1963 tot wijziging van:
a. de verordening, als bedoeld in de artikelen 10 en 43 der Drankwet
(Staatsblad 1931» no. 476);
b. de verordening, als bedoeld in de artikelen 9> 10 en 43 der Drankwet
(Staatsblad 1931? no. 476).
De bezwaren van adressante tegen deze beide verordeningen richten
zich vooral tegen het feit, dat deze verhinderen, dat ten behoeve van een
in het verzoek genoemde lunchroom een verlof A kan worden verkregen.
Bedoelde inrichting is namelijk gelegen in een wijk (wijk 8), waar,
kracntens de onder a genoemde verordening, geen verloven A mogen worden
verleend. Bovendien voldoet de lokaliteit van de inrichting niet aan de
eisen, gesteld in de hierboven onder b genoemde verordening, om voor een
verlof A in aanmerking te komen. Zelfs de bij besluit van Uw Raad van
18 juli 1962, no. 8996, in deze verordening opgenomen ontheffingsmogelijk
heid kan hier door de daarbij gestelde beperkingen geen uitkomst bieden.
Adressante verzoekt daarom de bovengenoemde verordeningen in die
zin te wijzigen, dat de mogelijkheid wordt geschapen in wijk 8 één of
meer verloven A te verlenen en dat de in onze gemeente voor drankwetin
richtingen geldende lokaliteitseisen worden verzacht.
Wij moeten reeds dadelijk opmerken, dat het inwilligen van dit ver
zoek naar cnze mening zou neerkomen op gelegenheidswetgeving, c-en vorm
van wetgeving, die wij in het algemeen verwerpelijk achten. Gelet op de
belangen welke de verordening als bedoeld in de artikelen 9> 10 en 43 der
Drankwet beoogt te beschermen, achten wij het onjuist, dat daarin, met het
oog op het verlenen van een verlof A voor een incidenteel geval, zodanige
veranderingen worden aangebracht, dat de strekking van deze verordening
wordt aangetast. De verordening beoogt immers uiteindelijk in onze gemeen
te tot vergunnings- en verlofslokaliteiten te geraken, waarvan de inrich
ting, wat ruimte, licht en luchtverversing betreft, zodanig is, dat zij
geschikt zijn voor een verblijf, waarbij drankgebruik slechts van bij
komstige betekenis is. Een wijziging van de van kracht zijnde lokaliteits
eisen, overeenkomstig de suggestie van adressante, zal het aan de ver
ordening ten grondslag liggende streven naar opvoering van het peil van
de drankwetinrichtingen in de Gemeente naar onze mening illusoir maken.
V/at het andere aspect van deze aangelegenheid betreft kunnen wij U
meedelen, dat wij van oordeel zijn, dat de totstand gekomen stadsuitbrei
dingen en de daarmee gepaard gaande veranderingen in de Gemeente een
algehele herziening van de wijkindeling, zoals die is geregeld in de
verordening, als bedoeld in de artikelen 10 en 43 der Drankwet, noodzake
lijk maakt. Deze is dan ook in voorbereiding. Te zijner tijd nopen wij een
voorstel daartoe bij Uw Raad ter tafel te brengen. V/ij achten het onjuist
om vooruitlopende op deze algehele herziening, de desbetreffende verorde
ning thans voor een incidenteel geval te wijzigen. Bovendien zal een
wijziging van deze verordening alleen - zoals wij hierboven reeds betoog
den - toch niet tot het door adressante gewenste resultaat kunnen leiden.
Immers zal de "eisenverordening" toch aan het verlenen van een verlof A
in de weg staan.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging ons te mach
tigen om de afdeling Leeuwarden van de Nederlandse Bond van Horeca- en
aanverwante bedrijven te berichten, dat Uw Raad geen aanleiding heeft