N 1^ •A Nota inzake de verplaatsing van het bodecentrum van het Oldehoofsterkerk hof Bijlage no- 167Leeuwarden, 6 mei 1964 Aan de Gemeenteraad. Het is Uw Raad bekend, dat reeds in september 1955 een Commissie is ingesteld voor de bestudering van het vraagstuk van de verplaatsing van het bodecentrum van het Oldehoofster Kerkhof. Deze Commissie is in septem ber 1958 gereedgekomen met haar arbeid en heeft ons College een uitvoerig rapport uitgebracht. Wij hebben dit rapport voor U bij de stukken ter in zage gelegd. De conclusies, waartoe de Commissie kwam, luiden als volgt; 1. het nieuwe bodeterrein zou, om een vlotte afwikkeling van de werkzaam heden te waarborgen, zeker tweemaal zo groot moeten zijn als het tegen woordige; bovendien zou voor goede toegangswegen moeten worden ge zorgd; 2. reeds nu is een loods noodzakelijk; op langere termijn is de verwezen lijking van het volledige loodssysteem mogelijk. Hierbij kan veel ruimte worden gespaard, zodat in de toekomst in langzaam tempo een af neming van de benodigde oppervlakte te verwachten valt. Dit zal te meer het geval zijn indien ook het aantal boden nog verder afneemt; 3. ten aanzien van de plaats is de Commissie van oordeel dat het tegen woordige veemarktterrein 1958) aan alle hierboven geformuleerde eisen voldoet Wij hebben gemeend ons met de conclusies van de Commissie te moeten verenigen. Daarom hebben wij haar bij brief van 5 november 1958 onder meer geschreven: "Waar ons gebleken is, dat het tegenwoordige veemarktterrein, dat uitermate geschikt wordt geacht om t.z.t. tot bodeterrein te worden ingericht, wat de oppervlakte betreft, ruimschoots aan de te stellen eisen voldoet, lijkt het ons wenselijk, dat bij een verdere uitwerking van de plannen tot het inrichten van een bodeterrein op deze plaats wordt uitgegaan van het standpunt dat het bodeterrein wordt ingericht aan de westelijke zijde van het vrijkomende veemarktterrein. Derhalve zodanig, dat eventueel overblijvende ruimte van dit terrein beschikbaar blijft aan de zijde van de Sophialaan"Wij hebben de Commissie tenslotte gevraagd te willen overgaan tot het ontwerpen van plannen inzake het inrichten van het bodeterrein. De ontwikkeling van het bodewezen heeft intussen niet stil gestaan. Geconstateerd kan worden, dat steeds meer bodediensten zich gaan combine ren. Een aan het Oldehoofsterkerkhof gesticht coöperatief bodehuis bleek in een behoefte te voorzien, zo zeer zelfs, dat binnen enkele jaren reeds tot uitbreiding moest worden overgegaan. Ook de ontwikkeling elders noopte tot een nadere bezinning over het onderwerpelijke vraagstuk. Van daar dat de Kamer van Koophandel en Fabrieken aanleiding vond opnieuw aan dacht te besteden aan de plaats van het bodeterrein hier ter stede. De Kamer bracht hieromtrent op 1 oktober 1962 een nader uitvoerig rapport uit en sprak daarin als haar mening uit, dat voor de eerste tien of vijf tien jaren het bodeterrein verplaatst kan worden naar het oude veemarkt terrein, mits de aansluiting van dit terrein aan de rondweg en de overige werken gereed zijn ten tijde van de ingebruikstelling alszodanig en dat de investeringen om dit terrein voor dat doel gereed te maken beperkt zul len blijken te zijn in verband met het vooralsnog tijdelijk karakter. Daarnaast geeft de Kamer in overweging om bij de verdere ontwikkeling van de stadsplannen een terrein aan of nabij de rondweg voor deze overgangs periode te reserveren als uitwijkmogelijkheid voor het bodeterrein, zo na verloop van tijd een verplaatsing daarvan nodig zal blijken te zijn. Dit rapport van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, dat mede voor U bij de stukken ter inzage is gelegd, heeft ons aanleiding gegeven ons nader op deze aangelegenheid te bezinnen. Gelet op de bovenbedoelde ont-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1964 | | pagina 288